nummer: 07/3351/GA
betreft: [klager] datum: 22 februari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 27 november 2007 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Het beroep is behandeld ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De directeur van het h.v.b./ISD Rotterdam heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering om een schorsingsverzoek per fax aan de Raad te verzenden. Het schorsingsverzoek, gericht tegen de beslissing om aan verzoeker een disciplinaire straf van opsluiting op te leggen, kon het niet per post worden verzonden
bij gebreke van middelen om dat verzoek te frankeren. Toen het per brief aan de voorzitter van de beroepscommissie gerichte schorsingsverzoek aan verzoeker werd geretourneerd, heeft hij verzocht dit verzoek per fax te mogen laten verzenden. Die
faxverzending is toen geweigerd. Hierdoor heeft het schorsingsverzoek de voorzitter niet tijdig, voor het einde van de opgelegde disciplinaire straf, kunnen bereiken.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager noch de directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep toegelicht.
3. De beoordeling
In het kader van een goede bejegening van gedetineerden hecht de RSJ en dus ook de beroepscommissie uit deze Raad aan het beginsel van de erkenning van de gedetineerde als ‘rechtsburger’, welke erkenning mede ziet op het daadwerkelijk bieden van
gelegenheid tot het indienen van een volgens de wet mogelijk rechtsmiddel tegen een jegens hem genomen beslissing. Dit beginsel krijgt bijzondere betekenis in een geval als het onderhavige. De schorsingsprocedure is een procedure waarin sprake is van
een gesteld spoedeisend belang bij de verzoeker. De vraag of er sprake is van dergelijke spoedeisendheid, dient te worden beoordeeld door de voorzitter. Het is daarom van belang dat dit verzoek de voorzitter op de snelst mogelijke manier bereikt. Door
er niet aan mee te werken het schorsingsverzoek per fax aan de voorzitter te verzenden, wordt het indienen van een schorsingsverzoek in feite illusoir gemaakt, zoals in deze zaak is gebleken.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, maakt dat de bestreden beslissing van de directeur in strijd is met een goede bejegening van klager en dus als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. De omstandigheid dat in de
huisregels bepaald is, dat alle schriftelijke correspondentie per post wordt verzonden, doet hieraan niet af. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog gegrond te worden verklaard.
De beroepscommissie acht in dit geval, mede gelet op de aard van het betreffende schorsingsverzoek en de uitspraak daarop door de voorzitter, geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 februari 2008
secretaris voorzitter