Nummer 22/25422/SGA
Betreft [Verzoeker]
Datum 21 januari 2022
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft – zo begrijpt de voorzitter – op 18 januari 2022 beslist om de lockdown voor verzoeker te verlengen tot en met 23 januari 2022, ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus.
Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2022-134).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Het is de voorzitter ambtshalve bekend dat de directeur met ingang van 5 januari 2022 heeft beslist tot een algehele quarantaine in de PI Krimpen. Reeds eerder heeft de voorzitter geoordeeld dat, hoewel de directeur aanvoert dat hiertoe is beslist op grond van artikel 3, derde lid en artikel 5, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), deze quarantainemaatregel een ordemaatregel betreft als bedoeld in artikel 24, eerste lid van de Pbw (vgl. RSJ 7 januari 2022, 22/25143/SGA).
De voorzitter begrijpt uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur dat verzoeker op 15 januari 2022 een PCR-test heeft geweigerd en dat daarom is beslist tot verlenging van de lockdown voor verzoeker tot en met 23 januari 2022. Dat verzoeker heeft aangegeven alsnog mee te willen werken aan een coronatest, maakt dit volgens de directeur niet anders. Uit de inlichtingen van de directeur komt daarnaast naar voren dat het dagprogramma op 24 januari 2022 verder zal worden uitgebreid, maar dat nog niet precies bekend is hoe dat eruit zal zien.
Hoewel de directeur aanvoert dat hiertoe is beslist op grond van artikel 3, derde lid en artikel 5, derde lid, van de Pbw, betreft deze lockdownmaatregel naar het voorlopig oordeel van de voorzitter een ordemaatregel van plaatsing in afzondering, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Pbw. Op grond van artikel 58, eerste lid van de Pbw, in samenhang bezien met artikel 57, eerste lid, aanhef en onder c, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde bij het opleggen van een ordemaatregel onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling. De wet schrijft ook voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering en de verlenging daarvan, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Pbw. Het horen kan achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. De voorzitter constateert dat geen schriftelijke beslissing is opgemaakt, maar dat verzoeker enkel middels de kabelkrant is geïnformeerd en dat hij bovendien niet is gehoord en dat geen sprake is van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Pbw.
Nu niet is voldaan aan de formele wettelijke vereisten alvorens is beslist tot oplegging van de ordemaatregel, is de bestreden beslissing genomen in strijd met de wet. Daarbij neemt de voorzitter in het bijzonder in aanmerking dat de directeur reeds op 5 januari 2022 heeft beslist tot een lockdown van de PI Krimpen en dat deze uitzonderlijke maatregel ten minste tweemaal eerder is verlengd zonder verzoeker daaraan voorafgaand te horen. Naar het oordeel van de voorzitter is de situatie inmiddels niet meer dusdanig uitzonderlijk dat van de directeur niet kan worden verlangd dat alle gedetineerden worden gehoord en individuele beslissingen tijdig op schrift worden gesteld en aan elke gedetineerde worden uitgereikt. De voorzitter zal het verzoek gelet op het voorgaande toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist, schorsen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 21 januari 2022 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
secretaris voorzitter