nummer: 07/2267//TA
betreft: [klager] datum: 21 februari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 16 augustus 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 12 december 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr.K.J. Kerdel, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...],
staffunctionaris
Juridische Zaken en [...], coördinerend sociotherapeut.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. de beslissing van 12 februari 2007 inhoudende beperkende maatregelen en het niet tijdig uitreiken van de schriftelijke mededeling van deze beperkende maatregelen;
b. de beslissing van 19 februari 2007 inhoudende beperkende maatregelen.
De beklagrechter heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is genomen in strijd met artikel 65 Bvt, ten onrechte heeft de beklagrechter niet binnen een termijn van vier weken uitspraak gedaan. Evenmin is blijk gegeven van bijzondere omstandigheden die een verlenging van de wettelijke
termijn rechtvaardigen.
Voorts is de bestreden beslissing in strijd met artikel 59, derde lid, Bvt. Het beklag is behandeld door een enkelvoudige kamer, terwijl geen sprake is van een beklag van eenvoudige aard.
Klager heeft pas op 12 februari 2007 een schriftelijke mededeling van de aanvullende beperkingen ontvangen, die op 8 februari 2007 zijn ingegaan. Omdat klager op 10 februari 2007 ervan uitging dat er geen beperkingen zouden worden opgelegd heeft hij
afgezien van een bevestigingsonderzoek. Er kan niet met terugwerkende kracht beperkingen worden opgelegd.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 7 februari 2007 medegedeeld dat hij een positieve urinecontrole had en dat hij in aanvullende beperkingen geplaatst zou worden. Klager heeft vervolgens een contra-expertise aangevraagd. Op 9 februari 2007 is de uitslag van de
contra-expertise aan klager medegedeeld en is klager medegedeeld dat de opschorting van de (extra) beperkingen werd opgeheven. De schriftelijke mededeling is pas op 12 februari 2007 uitgereikt aan klager en de aanvullende beperkingen zijn op 12
februari
2007 ingegaan.
Klager heeft na veertien dagen de gelegenheid opnieuw een urinecontrole te doen. Dit is klager aangezegd, maar hij heeft geen urinestaal ingeleverd. Gevolg is dat hij geacht wordt positief te zijn, waarop de beperkingen zijn voortgezet met veertien
dagen.
2. De beoordeling
In artikel 65, eerste lid Bvt wordt vermeld dat de beklagrechter binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken kan worden verlengd.
Klager heeft op 16 februari 2007 respectievelijk 26 februari 2007 beklag ingesteld. De beklagrechter heeft op 16 augustus 2007 uitspraak gedaan, ruim vijf maanden na het indienen van het beklag.
De beroepscommissie acht het zeer wenselijk dat binnen de in artikel 65 Bvt vermelde termijn wordt beslist. De wetgever heeft echter geen gevolgen verbonden aan overschrijding van deze termijn.
In artikel 59, derde lid, Bvt is bepaald dat de voorzitter, dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, als
enkelvoudig lid van de beklagcommissie het klaagschrift kan afdoen.
Door klager is aangevoerd dat het onderzoek van de beklagcommissie onvoldoende en/of onvolledig is geweest. Daargelaten de juistheid van klagers stelling, kan daaraan voorbij worden gegaan nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.
Op grond van artikel 32, eerste lid, onder a, Bvt is klager op 26 januari 2007 op de afdeling Zeer Intensieve en Specialistische Zorg (ZISZ) geplaatst. Op 26 januari 2007 zijn klager een aantal beperkingen betreffende bezoek, telefoneren, begeleiding
buiten de afdeling, geen deelname aan recreatieve activiteiten buiten de afdeling, behalve wandelen, en geen deelname aan groepsactiviteiten op en buiten de afdeling.
Ten aanzien van onderdeel a. overweegt de beroepscommissie het volgende.
Na een positieve urinecontrole is klager op 9 februari 2007 in het zogenaamde minimumregime geplaatst. De schriftelijke mededeling is op 12 februari 2007 aan klager uitgereikt.
Uit de stukken blijkt dat de beperkingen van het minimum regime samen vallen met de reeds eerder opgelegde beperkingen. Daardoor is de feitelijke uitbreiding van de op 9 februari 2007 opgelegde beperkingen dat er geen andere goederen dan goederen met
betrekking tot lichamelijke verzorging aangekocht kunnen worden in de winkel en dat er geen etenswaren gekocht kunnen worden die niet verstrekt zijn door de keuken.
Artikel 54 Bvt geeft een limitatieve opsomming van beslissingen die door het hoofd van de inrichting schriftelijk aan de verpleegde moeten worden medegedeeld.
De bij beslissing van 12 februari 2007 genoemde aanvullende beperkingen vallen hier niet onder. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.
Ten aanzien van onderdeel b. is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op beide onderdelen ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 februari 2008
secretaris voorzitter