Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/19778/GB en 21/19581/GB, 24 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/19778/GB en 21/19581/GB           

 

Betreft [Klager]

Datum 24 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 26 november 2020 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 4 februari 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing (21/19778/GB).

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de PI Middelburg.

Verweerder heeft dat verzoek op 18 januari 2021 afgewezen.

Klagers raadsman heeft namens klager ook beroep ingesteld tegen deze beslissing (21/19581/GB).

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de beroepschriften, de reacties van verweerder en de overige stukken, waaronder klagers (aanvullende) brieven van 4 en 5 februari 2021, met de daarbij behorende bijlagen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

21/19778/GB: Ten tijde van de overplaatsing vanuit de PI Dordrecht naar de PI Krimpen aan den IJssel bestond er geen dreigende situatie waarbij klagers veiligheid in het geding zou zijn. Om dit te bevestigen, zou een gesprek met het afdelingshoofd van de PI Dordrecht plaatsvinden, maar verweerder heeft dit gesprek niet afgewacht. Ten onrechte is geen rekening gehouden met klagers voorkeur voor de nieuwe inrichting. Klager heeft aan zijn casemanager niet de PI Krimpen aan den IJssel, maar de PI Middelburg als eerste voorkeur doorgegeven. Hiervan heeft klager een gespreksverslag in beroep overgelegd. Het is onredelijk om de opgegeven voorkeur niet in overweging te nemen, zeker nu de PI Middelburg voldoet aan de wettelijke plaatsingscriteria en klager goede argumenten heeft aangevoerd voor zijn voorkeur voor de PI Middelburg.

Klager heeft in een motivatiebrief van 20 januari 2021, die als bijlage is bijgevoegd bij zijn brieven van 4 en 5 februari 2021, te kennen gegeven dat zijn voorkeur uitgaat naar de PI Middelburg, vanwege – kort gezegd – zijn bezoek, de goed aangeschreven arbeids- en studiemogelijkheden, de betere en veilige omgeving en de mogelijkheid om met een psycholoog EMDR-therapie op te starten. Voorts is onvoldoende rekening gehouden met klagers veiligheid, daar in de PI Krimpen van den IJssel schoonfamilie van het slachtoffer in klagers mediagevoelige strafzaak werkt en er andere bekenden verblijven die mogelijk klagers veiligheid in gevaar brengen. De bestreden overplaatsing heeft ertoe geleid dat klager nauwelijks gebruikmaakt van zijn luchtmomenten en amper deelneemt aan activiteiten.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen alsook om te worden gehoord.

21/19581/GB: In het verzoek tot overplaatsing naar de PI Middelburg van 14 december 2020 zijn een aantal gronden opgenomen. Verweerder reageert in de bestreden beslissing enkel op de opgenomen grond voor wat betreft het bezoek. Voor het overige wordt enkel ingegaan op de overplaatsing vanuit de PI Dordrecht naar de PI Krimpen aan den IJssel. Klagers veiligheid kan in de PI Krimpen aan den IJsel niet worden gewaarborgd en klager voelt zich daar dan ook niet veilig. Een overplaatsing naar de PI Middelburg kan het gevaar voor klagers eigen veiligheid mogelijk ondervangen. Klager had gehoopt dat verweerder de fout van de casemanager – inhoudende het onjuist overnemen van klagers voorkeuren – zou rechtzetten. Verweerder gaat echter niet in op klagers veiligheid.

Hoewel klager niet geheel is verstoken van bezoek in de PI Krimpen aan den IJssel, is sprake van een forse afname van bezoekmomenten van zijn familie ten opzichte van zijn detentieperiode in de PI Dordrecht. Uit klagers motivatiebrief van 20 januari 2021, die als bijlage is bijgevoegd bij zijn brieven van 4 en 5 februari 2021, volgt dat hij in twee maanden tijd twee tot drie keer bezoek heeft ontvangen van familie en vrienden en dat hij zijn moeder al drie maanden niet heeft gezien.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen alsook om te worden gehoord.

 

Standpunt van verweerder

Bij beslissing van 7 september 2021 is klager op eigen verzoek overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Middelburg. Nu hiermee volledig aan klagers wens is tegemoetgekomen, wordt verzocht klager in beide beroepen niet-ontvankelijk te verklaren.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht de beroepen mondeling te mogen toelichten. Deze verzoeken zijn niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om de beroepen te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst de verzoeken daarom af.

Ontvankelijkheid van klager in beroep

Nu verweerder bij beslissing van 7 september 2021 klager (alsnog) heeft overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Middelburg, heeft klager in beginsel geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van beide beroepen en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beide beroepen is echter verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie beide beroepen alsnog inhoudelijk beoordelen.

 

Inhoudelijke beoordeling van de beide beroepen

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Dordrecht. Op 1 december 2020 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel, wegens signalen van een dreiging voor klagers eigen veiligheid (21/19778/GB). Vervolgens wilde klager graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Middelburg, wegens veiligheids- en bezoektechnische redenen (21/19581/GB).

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. Uit klagers registratiekaart volgt een vestigingsadres dat is gelegen in het arrondissement Rotterdam. Gelet op de Regeling was de PI Krimpen aan den IJssel, gelegen in het arrondissement van vestiging, aldus – in beginsel – een voor klager aangewezen inrichting.

Zowel in de bezwaar- en beroepsfase inzake klagers overplaatsing vanuit de PI Dordrecht naar de PI Krimpen aan den IJssel als in het overplaatsingsverzoek en het beroep inzake de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar de PI Middelburg, heeft klager zijn eigen veiligheid in de PI Krimpen aan den IJssel aan de orde gesteld. Volgens klager werkt er in de PI Krimpen aan den IJssel schoonfamilie van het slachtoffer in zijn mediagevoelige strafzaak en verblijven daar gedetineerden (‘bekenden’) die klagers veiligheid in gevaar kunnen brengen. In de bestreden beslissingen is door verweerder in het geheel niet op het door klager gestelde dreigingsgevaar ingegaan. Het had op verweerders weg gelegen om in dit geval, voordat hij de bestreden beslissingen nam, bij de PI Krimpen aan den IJssel te informeren of klagers detentie daar ongestoord ten uitvoer kon worden gelegd.

Gelet op het voorgaande zijn de bestreden beslissingen onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal de beroepen daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissingen vernietigen. Aangezien klager inmiddels (alsnog) naar de PI Middelburg is overgeplaatst en daar verblijft, heeft het geen zin meer om verweerder op te dragen nieuwe beslissingen te nemen. De beroepscommissie ziet ook geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden beslissingen. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 24 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, F. van Dekken en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven