Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22867/GM, 11 april 2022, beroep
Uitspraakdatum:11-04-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer           21/22867/GM

Betreft               [Klaagster]

Datumm            11 april 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

Klaagster heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Ter Peel te Sevenum (hierna: de inrichtingsarts). Klaagster beklaagt zich erover dat zij zich in haar psychische en lichamelijke problemen niet serieus genomen voelt.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsman, mr. M. de Reus, en […], vestigingsdirecteur van de locatie Ter Peel, gehoord op de digitale zitting van 1 december 2021.

Na de zitting is gebleken dat de inrichtingsarts niet op de hoogte is gebracht van de zitting. De voorzitter heeft daarop beslist dat van het verhandelde ter zitting een verslag van horen wordt opgemaakt dat aan de inrichtingsarts en ter informatie aan de raadsman van klaagster wordt verstuurd. Op 6 februari 2022 is dit verslag opgemaakt en verstuurd. De voorzitter heeft bepaald dat de inrichtingsarts de gelegenheid krijgt om desgewenst binnen veertien dagen schriftelijk te reageren op het verslag. Op 15 februari 2022 heeft de inrichtingsarts gereageerd. De raadsman heeft op 28 februari 2022 vervolgens op de reactie van de inrichtingsarts gereageerd.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

De raadsman heeft voorafgaand aan de zitting een brief van de medisch adviseur van 9 februari 2021 naar de beroepscommissie gestuurd. Deze brief zat niet in het dossier, terwijl hier in de stukken wel naar wordt verwezen. In deze brief is een korte samenvatting gegeven van klaagsters chronische problemen. Ook wordt ingegaan op haar detentie(on)geschiktheid. Dringend is geadviseerd om klaagster na aanvang van haar detentie zo spoedig mogelijk contact te laten hebben met een psycholoog en om haar een bed te geven dat is afgestemd op haar problemen.

Klaagster heeft zich op 1 april 2021 gemeld bij de inrichtingsarts. Zij is kort gezien. Klaagster heeft gezegd dat het psychische aspect minder van belang is en dat de prioriteit ligt bij haar lichamelijke klachten. Zij heeft niet gezegd dat ze geen psycholoog wil spreken. Klaagster heeft aangegeven dat zij slaapproblemen en rugklachten heeft. Vervolgens stonden er twee afspraken gepland bij de inrichtingsarts. Eén voor 2 april 2021 en één voor 8 april 2021, maar deze zijn verzet. Op 15 april 2021 is klaagster gezien door de inrichtingsarts. Op 26 april 2021 is zij naar de psycholoog verwezen. Dat is veel te laat. Uit het eerdergenoemde advies volgt dat klaagster zo snel mogelijk moet worden doorverwezen naar de psycholoog. Zij heeft haar onvrede daarover geuit. Verder wordt haar tegengeworpen dat een medisch matras niet bestaat. Het punt is echter dat zij tijdens haar verblijf in de locatie Ter Peel een matras moet krijgen dat op haar problematiek is afgestemd. Dat is niet gebeurd. Er is te weinig aandacht geweest voor klaagsters problemen die niet serieus zijn genomen.

Tegen klaagster is gezegd dat zij in de locatie Ter Peel moet blijven, zodat zij haar dochter kan blijven zien. Klaagster verblijft inmiddels in de Penitentiaire Inrichting Zwolle. Daar ervaart zij geen problemen. Zij wordt daar goed geholpen en heeft inmiddels meerdere keren een gesprek gehad met de psycholoog. Zij heeft daar ook een aangepast matras.

Standpunt van de inrichtingsarts en de directeur

De directeur heeft de uitnodiging voor de medische zitting ontvangen. Hij heeft geen inzage gehad in klaagsters medisch dossier. Hij kan over de medische kant van de zaak weinig zeggen.

Klaagster is op de afdeling Moeder Met Kindhuis geplaatst. Op deze afdeling is het niet mogelijk om in quarantaine te gaan. Klaagster moet zelf de maatregelen in acht nemen. Klaagster is echter veel in conflict geraakt met de medewerkers en zij heeft vaker een rapport gekregen. Op deze afdeling moeten de gedetineerden zich netjes gedragen. De inrichting maakte zich zorgen over klaagsters dochter. Klaagster vertoonde bepaald gedrag dat niet bij een normale opvoeding past. Ook kreeg de directeur vanuit de Commissie van Toezicht het bericht dat er zorgen waren over de opvoeding. In samenspraak met het Centrum Jeugd en Gezin is toen besloten haar over te plaatsen naar een andere inrichting.

De inrichtingsarts brengt het volgende in. Op 1 april 2021 heeft klaagster zich gemeld bij de inrichting. In overeenstemming met de landelijke afspraken is klaagster diezelfde dag voor een intake gezien en heeft zij dertig minuten gesproken met de verpleegkundige. Klaagster is gezien door de inrichtingsarts op 15 april 2021. Er was geen sprake van een acute medische noodzaak.

Tijdens de intake heeft klaagster aangegeven geen psycholoog te willen spreken. Op 15 april 2021 is door de huisarts een aanmelding gedaan voor het psychomedisch overleg. In dit overleg is gesproken over de verwijzing en hulpvraag van klaagster. Verder is afgesproken wie van de psychologen contactpersoon en/of behandelaar wordt van klaagster. Nu klaagster bij de intake al heeft aangegeven geen contact te willen met een psycholoog, is dit in eerste instantie gerespecteerd en is de verwijzing gedaan op het moment dat klaagster hier zelf om heeft verzocht.

In de wandelgangen wordt de term medisch matras gebruikt, maar deze bestaat formeel niet. Er wordt een ander matras binnen de inrichting verstrekt aan mensen met een medische indicatie voor overgewicht. Dit type matras heeft geen andere aanpassingen dan dat het geschikt is voor het dragen van een hoger gewicht. Nadrukkelijk is klaagster gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken waaruit blijkt welk type matras zij nodig heeft (of aan welke eisen een matras moet voldoen) ter ondersteuning voor haar problematiek. Daar is geen aanvullende informatie op ontvangen.

 

3. De beoordeling

Het krijgen van een aangepast matras

Vanwege diverse lichamelijke, waaronder chronische, pijnklachten aan onder meer de nek, rug, armen en benen, heeft klaagster tijdens haar verblijf in de locatie Ter Peel om een aangepast matras gevraagd. Uit het dossier en in het bijzonder de door de raadsman toegestuurde brief van de medisch adviseur van 9 februari 2021, waarin klaagsters detentie(on)geschiktheid is beoordeeld, volgt dat een aangepast bed/matras voor klaagster noodzakelijk werd geacht.

Een medisch matras bestaat op zich niet: er is geen consensus welke kenmerken een matras moet hebben om als ‘medisch’ te kunnen worden betiteld. Dat sluit evenwel niet uit dat in sommige gevallen een aangepast matras moet worden aangeboden als een standaardmatras niet afdoende aansluit bij (aanhoudende) klachten (vgl. RSJ 8 maart 2021, 20/5992/GM).

De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts zich voldoende heeft ingespannen om informatie te verkrijgen over klaagsters problematiek. De inrichtingsarts heeft nadrukkelijk navraag gedaan bij klaagster om aanvullende informatie te verstrekken waaruit blijkt welk type matras klaagster nodig heeft of aan welke vereisten het matras moet voldoen. Door op deze wijze te handelen, heeft de inrichtingsarts voldoende invulling gegeven aan zijn zorgplicht en kan het handelen dan ook niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Manuele therapie

Klaagster heeft naar voren gebracht dat zij voorafgaand aan haar detentie in behandeling was bij een manueel therapeut. Klaagster is door haar huisarts verwezen naar de manueel therapeut. Na klaagsters binnenkomst in de inrichting heeft de inrichtingsarts klaagster niet verwezen naar een manueel therapeut, maar naar de fysiotherapeut. De inrichtingsarts en de fysiotherapeut hebben een verwijzing naar een manueel therapeut niet geïndiceerd geacht. Bovendien zou behandeling door een manueel therapeut niet mogelijk zijn binnen de locatie Ter Peel.

Uit de reactie op de klacht van de inrichtingsarts blijkt echter niet op basis van welke bevindingen de inrichtingsarts tot het oordeel is gekomen dat een verwijzing naar de manueel therapeut niet is geïndiceerd. Niet is gebleken dat de inrichtingsarts klaagster heeft onderzocht of contact heeft opgenomen met de huisarts van klaagster buiten de inrichting of haar manueel therapeut. De beroepscommissie acht overleg met de huisarts of de manueel therapeut aangewezen, gelet op klaagsters lichamelijk klachten en in aanmerking genomen dat klaagster is binnengekomen terwijl zij onder behandeling van een manueel therapeut stond. Door dit na te laten heeft de inrichtingsarts ten opzichte van klaagster onvoldoende zorg betracht.

Het tijdig doorverwijzen naar een psycholoog

Uit de brief van de medisch adviseur van 9 februari 2021 volgt dat klaagster ook lijdt aan ernstige psychische klachten en dat zij daarvoor nog niet voldoende is geholpen. In deze brief is geadviseerd klaagster zo snel mogelijk na binnenkomst in de inrichting te laten zien door een aan de inrichting verbonden psycholoog. Uit het dossier komt verder naar voren dat klaagster op 1 april 2021 de medische dienst op de hoogte heeft gesteld van haar psychische problematiek en dat zij pas op 26 april 2021 is doorverwezen naar een psycholoog. Ondanks de omstandigheid dat klaagster tijdens de intake zelf heeft gezegd dat een psychologische behandeling geen prioriteit heeft (wat ook door de inrichtingsarts wordt beschreven in de reactie op het verslag van horen), had klaagster naar het oordeel van de beroepscommissie, mede gelet op wat bekend was over haar psychische problematiek, eerder doorverwezen moeten worden naar een psycholoog. Het handelen van de inrichtingsarts is in zoverre niet voortvarend te noemen.

Conclusie

Het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van de doorverwijzing naar de manueel therapeut en de psycholoog moet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €100,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de doorverwijzing naar de manueel therapeut en de psycholoog gegrond. Zij kent aan klaagster een tegemoetkoming toe van €100,-.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Deze uitspraak is op 11 april 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven