Nummer 22/25143/SGA
Betreft verzoeker
Datum 7 januari 2022
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 4 januari 2022 beslist tot een algehele quarantaine in de inrichting, ter voorkoming van de (verdere) verspreiding van het coronavirus, ingaande op 5 januari 2022 en in beginsel eindigend op 16 januari 2022.
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (IJ-2022-000020).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Verzoeker vindt de genomen maatregel, om iedereen in quarantaine te plaatsen, te ingrijpend. Op verzoekers afdeling is niemand besmet met corona en verzoeker is ook niet in contact geweest met een besmet persoon. Verzoeker stelt dat hij volgens de richtlijnen van het RIVM niet in quarantaine hoeft. Daarnaast vindt verzoeker het vreemd dat gedetineerden die in de bakkerij werken, wel door mogen werken tijdens de quarantaine.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat op 4 januari 2022 is beslist tot een algehele quarantaine in de PI Krimpen aan den IJssel om de (verdere) verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Op 4 januari 2022 zijn alle gedetineerden hierover per brief geïnformeerd. De directeur voert aan dat hiertoe op grond van artikel 3, derde lid en artikel 5, derde lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is beslist. De directeur draagt de verantwoordelijkheid voor de gezondheid van gedetineerden. De gedetineerden worden in staat gesteld om dagelijks een uur te kunnen luchten, te kunnen recreëren en te kunnen bellen. De arbeid gaat niet door, maar gedetineerden krijgen het arbeidsloon doorbetaald tijdens de quarantaine. Gedetineerden die in de bakkerij werken - zij verblijven ook op één afdeling - worden dagelijks getest op het coronavirus. De directeur begrijpt dat de getroffen maatregel frustratie opwekt, maar is genoodzaakt om deze maatregel te nemen ter bescherming van de gezondheid van gedetineerden en het personeel en ter handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting.
De voorzitter overweegt als volgt.
Vast staat dat verzoeker vanaf 5 januari 2022 in quarantaine verblijft in zijn eigen cel vanwege coronabesmettingen in de hele inrichting. De voorzitter begrijpt uit de stukken dat de directeur hiertoe heeft beslist op grond van artikel 3, derde lid en artikel 5, derde lid, van de Pbw en dat de genomen maatregel een ordemaatregel betreft, als bedoeld in artikel 24, eerste lid van de Pbw.
Op grond van artikel 58, eerste lid van de Pbw, jo. artikel 57, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pbw geeft de directeur de gedetineerde bij het opleggen van een ordemaatregel onverwijld schriftelijk en zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling. Voorts constateert de voorzitter dat niet voldaan is aan de hoorplicht, zoals is vastgelegd in artikel 57, derde lid, van de Pbw. Vast staat dat verzoeker in dit geval niet is gehoord en dat geen schriftelijke beslissing is opgemaakt, anders dan een algemene informatiebrief voor alle gedetineerden.
Hoewel de wet dwingend voorschrijft dat verzoeker bij plaatsing in afzondering in eigen cel gehoord dient te worden en aan hem onverwijld een schriftelijke beslissing had moeten worden uitgereikt, hoeft dat, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, in dit geval niet tot een toewijzing van het verzoek te leiden. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie. De directeur heeft immers beslist tot een algehele quarantaine in de inrichting. Deze situatie is dusdanig uitzonderlijk, dat van de directeur niet verlangd kan worden dat alle gedetineerden worden gehoord en individuele beslissingen tijdig op schrift worden gesteld en aan elke gedetineerde worden uitgereikt. De directeur heeft geprobeerd om iedereen per brief van 4 januari 2022 zo goed mogelijk te informeren over de quarantaine. Gelet op wat hiervoor is vastgesteld en overwogen heeft de directeur zich in onderhavige zaak, nog steeds naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, afdoende ingespannen om verzoeker te informeren. Daarmee heeft hij voldaan aan zijn informatieplicht. Een formalisering achteraf, waarbij verzoeker alsnog was gehoord en een schriftelijke mededeling van een ordemaatregel uitgereikt zou worden, had in dit geval geen meerwaarde. De beslissing van de directeur is in overeenstemming met het doel en de strekking van de wet, die er op gericht is de orde te handhaven en de gezondheid van gedetineerden te beschermen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de bestreden beslissing zorgvuldig genomen. Alles afwegende is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voldoende gebleken dat de opgelegde ordemaatregel op dit moment noodzakelijk is. De beslissing van de directeur kan niet op voorhand als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het verzoek zal worden afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 7 januari 2022 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter