Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6988/GA, 5 januari 2022, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/6988/GA           

 

Betreft [klager]

Datum 5 januari 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing om hem op een meerpersoonscel (MPC) te plaatsen.

De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 11 mei 2020 het beklag ongegrond verklaard (R-2020-56). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Roermond in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De stelling dat er geen sprake zou zijn van een contra-indicatie op medische gronden kan niet zonder meer worden aangenomen. Een psycholoog is gespecialiseerd in de psychische gesteldheid van gedetineerden en kan geen uitspraak doen over de medische situatie van klager.

Klager wil zijn magnetron niet delen met een persoon die geen koosjere voeding eet. De bereiding van koosjer eten legt de nadruk op het gescheiden houden van de verschillende soorten voeding, voornamelijk vlees- en melkproducten. Indien een vleesproduct is bereid in de magnetron, dient de magnetron eerst grondig gereinigd te worden. Wanneer klager op een MPC zou worden geplaatst, is er een aanzienlijke kans dat het voedsel op een niet-koosjere wijze wordt bereid. De beklagrechter heeft dit niet meegenomen in de beoordeling. Koosjer eten is voor klager van groot belang. Klager voelt zich onrechtmatig beperkt met betrekking tot zijn joodse geloof.

Bovendien is er geen rekening gehouden met klagers stelling dat de medegedetineerde met wie hij een MPC behoorde te delen onverzorgd is en rookt. Klager let erg op zijn gezondheid, eveneens met het oog op zijn diabetes. Daarom is het onaangenaam om zijn cel met deze medegedetineerde te delen.

Standpunt van de directeur

Op grond van artikel 11a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, kan de directie een gedetineerde die in een regime van algehele of beperkte gemeenschap is geplaatst, een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. De ongeschiktheid kan samenhangen met diens psychische gesteldheid, verslavingsproblematiek, gezondheidstoestand, of gedragsproblematiek, de achtergrond van het door hem gepleegde delict of de aan hem opgelegde beperkingen. De directie moet bij de beslissing de in het artikel genoemde factoren en omstandigheden een rol laten spelen. Steeds zal in elk geval afzonderlijk moeten worden beoordeeld of er redenen zijn om af te zien van plaatsing in een gedeelde verblijfsruimte.

In artikel 2.2. en 2.2.1 van de Huisregels is bepaald dat een gedetineerde bij binnenkomst een verblijfsruimte krijgt toegewezen. Dit wil echter niet zeggen dat de gedetineerde gedurende zijn gehele verblijfsduur ook in deze cel zal verblijven. In principe zal iedere gedetineerde binnen de inrichting gedurende een bepaalde tijd samen met een andere gedetineerde een cel moeten delen. De gedetineerde kan zijn voorkeur aangeven voor een bepaalde celgenoot. Indien mogelijk, wordt hiermee rekening gehouden.

Er waren geen medische, psychische of beheersmatige gronden bekend op grond waarvan klager niet op een MPC zou kunnen verblijven. Op het moment van de klacht verbleef klager op een éénpersoonscel en hij is per 3 februari 2020 op een MPC geplaatst.

De melding in het D&R-plan dat klager niet geschikt zou zijn voor MPC-plaatsing, is door klager zelf ingevuld.

 

3. De beoordeling

Voor zover klager erover klaagt dat hij medisch geschikt wordt geacht voor een MPC-plaatsing, overweegt de beroepscommissie dat op basis van klagers gezondheid geen contra-indicatie is afgegeven voor een MPC-plaatsing. Dat betreft een oordeel van de medische dienst en geen beslissing van de directeur. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om te oordelen dat de directeur zich niet heeft mogen baseren op de inlichtingen van de psycholoog (die – zo begrijpt de beroepscommissie – onderdeel uitmaakt van de medische dienst).

Voor zover klager erover klaagt dat door de directeur bij de MPC-plaatsing onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat klager koosjer eet, overweegt de beroepscommissie als volgt. In artikel 1.8 van de destijds geldende Circulaire Richtlijnen m.b.t. belijders van de joodse godsdienst in justitiële inrichtingen van 1 januari 2020 (hierna: de Circulaire) is bepaald dat, indien een ingeslotene op een meerpersoonscel zit, gemeenschappelijk gebruik van één magnetron niet mogelijk is. In artikel 4.4 van de Huisregels van de locatie Roermond is bepaald dat rekening gehouden wordt met geloofsovertuiging bij het verstrekken van voeding. Aan alle gedetineerden wordt gratis een koelkast en magnetron ter beschikking gesteld om maaltijden te kunnen bewaren en te kunnen opwarmen.

Onweersproken is dat klager de magnetron op de MPC moet delen met zijn celgenoot. Klager wilde de magnetron gebruiken om koosjere maaltijden op te warmen in lijn met zijn joodse geloofsovertuiging. Het delen van een magnetron is niet mogelijk volgens de Circulaire. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur deze omstandigheid had moeten betrekken bij de afweging om klager te plaatsen op een MPC, dan wel maatregelen had dienen te nemen om aan dit bezwaar tegemoet te komen, bijvoorbeeld door toe te zeggen dat een extra magnetron zou worden geplaatst.

Voor zover klager erover klaagt dat hij op een MPC is geplaatst met een roker, terwijl hij een niet-roker is, overweegt de beroepscommissie als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie heeft de directeur in het geval dat gedetineerden een cel delen, de zorgplicht om de niet-rokende gedetineerde te beschermen tegen ongewilde en vermijdbare schadelijke invloeden van tabaksrook (RSJ 17 juni 2020, R-19/5447/GA). Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur rekening had moeten houden met de omstandigheid dat klager een niet-roker is bij de beslissing om klager met een roker op een MPC te plaatsen.

Nu niet is gebleken dat de directeur het feit dat klager koosjer voedsel eet en klagers wens om niet met een roker geplaatst te worden heeft betrokken bij de afweging om klager te plaatsen op een MPC, is de beslissing van de directeur onvoldoende zorgvuldig genomen en wordt– bij deze stand van zaken – als onredelijk en onbillijk aangemerkt. Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €25,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-.

 

Deze uitspraak is op 5 januari 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uitmr. A. van Holten, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven