Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3117/TB, 21 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3117/TB

betreft: [klager] datum: 21 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 7 november 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in het FPC Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 5 april 2005 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Zijn tbs is op 28 oktober 2006 aangevangen.
Klager is op 31 oktober 2007 gehoord over het voornemen om hem in de Van Mesdagkliniek te plaatsen. De Staatssecretaris heeft op 7 november 2007 beslist klager te plaatsen in de Van Mesdagkliniek. Deze overplaatsing is op 30 januari 2008 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in de Van Mesdagkliniek. De Staatssecretaris dient naar zijn individuele omstandigheden te kijken. Hij wil graag in de buurt van Den Haag geplaatst worden, omdat zijn familie daar woont. De eerste zes
maanden van zijn verblijf in het huis van bewaring heeft zijn broer hem bezocht, maar dat is gestopt vanwege zijn werk. Zijn vader is overleden.
Zijn moeder is 73 jaar en kan vanwege haar leeftijd en duizeligheid niet lang reizen. Hij heeft haar al vier lang niet gezien. Zijn moeder is dermate belangrijk voor hem dat zijn behandeling eerder kans van slagen heeft als zij hem kan bezoeken. Klager
is bereid zonodig langer te wachten op een plaats in een inrichting in de omgeving van Den Haag. Van een snelle plaatsing is in zijn geval al geen sprake, mede omdat hij normaal begaafd is maar aanvankelijk ten onrechte op een wachtlijst voor
zwakzinnigen heeft gestaan.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het is begrijpelijk dat klager vanwege bezoekmogelijkheden plaatsing in de buurt van zijn familie wenst. Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie gaat echter het belang van een snelle plaatsing in de regel boven regionale voorkeur, opdat de
behandeling zo spoedig mogelijk kan aanvangen. Indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de regionale voorkeur van tbs-gestelden met het oog op bezoekmogelijkheden, zou dit leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een
tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. In klagers geval is niet gebleken van een uit oogpunt van het belang van zijn behandeling zodanige sterke wenselijkheid van regioplaatsing ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te
prevaleren boven het belang van een spoedige aanvang van klagers behandeling.
Er zijn geen behandelinhoudelijke argumenten voor plaatsing in een andere kliniek.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

4. De beoordeling
Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Staatssecretaris geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten
vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot plaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers/vluchtrisico,
alsmede de bestaande wachtlijsten.

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden plaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van voornamelijk zijn moeder kan niet tot een ander oordeel leiden. De beroepscommissie stelt vast dat (momenteel) het merendeel van de tbs-inrichtingen in het noorden en oosten van het
land
zijn gelegen terwijl veel tbs-gestelden afkomstig zijn uit het westen en hun vrienden, familie en overig sociaal netwerk veelal eveneens woonachtig zijn in het westen van het land. Indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de regionale
voorkeur van tbs-gestelden, zou dit leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. Het belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijk worden geplaatst opdat hun behandeling zo spoedig
mogelijk kan aanvangen, weegt daarom in de regel zwaarder dan eventuele regionale voorkeur.
Klager heeft gesteld dat zijn behandeling meer kans van slagen heeft als zijn moeder hem kan bezoeken. De beroepscommissie is echter niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van
plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevaleren boven het belang van een plaatsing op korte termijn in de Van Mesdagkliniek. De beroepscommissie is niet bevoegd te oordelen over een door een
tbs-inrichting voorgestane behandeling. Het is aan de Van Mesdagkliniek om te beoordelen of het wenselijk is klagers moeder dan wel andere familie uit Den Haag bij klagers behandeling te betrekken, of daartoe mogelijkheden bestaan en of klager dient te
worden voordragen voor overplaatsing als een en ander vanuit de kliniek niet gerealiseerd kan worden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager in de Van Mesdagkliniek te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven