Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3047/TP, 21 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3047/TP

betreft: [klager] datum: 21 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een fictieve beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep. Zij acht zich aan de hand van de onderliggende stukken voldoende ingelicht. Om die reden zijn klager en zijn raadsman mr. N.A. Heidanus niet
in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft geen beslissing genomen inzake de op 9 november 2007 ingaande verlenging van de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst. Op grond van
artikel 12, derde lid, Bvt wordt het niet nemen van een beslissing gelijkgesteld met het nemen van een beslissing tot verlenging van de passantentermijn, waarbij van belang is dat daardoor sprake is van feitelijk voortgezet verblijf als passant in een
penitentiaire inrichting (p.i.).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 14 november 2006.
Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de p.i. Zuid Oost, locatie Roermond.
Klager is op 3 december 2007 in FPC Veldzicht geplaatst.

3. De standpunten
Namens klager is in het beroepschrift het volgende naar voren gebracht.
Klager kan niet akkoord gaan met het feit dat hij zo lang moet wachten voordat hij in een tbs-kliniek wordt geplaatst en effectief met zijn behandeling kan beginnen. Hij weet zelfs niet waar hij geplaatst zal gaan worden, ondanks het feit dat hij
geruime tijd geleden als Fokkenswachtende is aangemerkt en op 14 november 2006 als tbs-passant op de wachtlijst is geplaatst.
Het is onzorgvuldig en onrechtmatig dat klager geen verlengingsbeslissing heeft ontvangen en dat zijn schriftelijk verzoek tot plaatsing met voorrang in een tbs-kliniek wegens zware psychische druk en detentieongeschiktheid niet door de
Staatssecretaris
is gehonoreerd. Door het wachten en de onduidelijkheid wordt klagers gevoel van uitzichtloosheid onevenredig vergroot, wat door klager als belastend en zeer kwellend wordt ervaren. Hij is gemotiveerd voor behandeling.
De Staatssecretaris heeft bij brief van 25 oktober 2007 aan klagers raadsman aangegeven dat er in klagers zaak sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid die een versnelde plaatsing in een tbs-kliniek legitimeert.
Verzocht wordt het beroep op formele en materiële gronden gegrond te verklaren. Voorts wordt verzocht klager een passende tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Nu klager in een tbs-inrichting is geplaatst, heeft hij geen belang meer bij behandeling van zijn beroep. Om die reden kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen. Als anders wordt geoordeeld, is het beroep ongegrond. Gelet op het tekort aan
plaatsen in forensisch psychiatrische centra is klager op 14 november 2006 op een centrale wachtlijst geplaatst. Op 15 mei 2007 is klager vanwege zijn leeftijd bovenaan de centrale wachtlijst geplaatst. Dit is klager bij brief van 15 mei 2007
meegedeeld. Op 30 november 2007 is beslist klager te plaatsen in FPC Veldzicht.
Vanuit de p.i. van verblijf zijn geen signalen van detentieongeschiktheid of sterk verminderde detentiegeschiktheid ontvangen.
De beroepscommissie heeft op basis van de uitspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens van 10 november 2004 bepaald dat een passantentermijn van meer dan zes maanden niet langer rechtmatig is. Om die reden worden thans geen
verlengingsbeslissingen meer gegeven en worden tbs-gestelden niet meer gehoord. De beroepscommissie heeft geoordeeld dat in geval van overschrijding van genoemde termijn van zes maanden een tegemoetkoming (passantenvergoeding) op zijn plaats is. Gelet
op de duur van klagers passantentermijn is de procedure inzake de passantenvergoeding gestart en heeft klager een voorstel voor een vergoeding ontvangen.

4. De beoordeling
De beroepscommissie gaat er vanuit dat het op 13 november 2007 ingediende beroep zich richt tegen het uitblijven van enige beslissing over de verlenging van klagers passantentermijn. Klager kan in dit beroep worden ontvangen, nu zijn verblijf als
tbs-passant in een p.i. ten tijde van het beroep feitelijk voortduurde. De omstandigheid dat klager hangende het beroep in een tbs-inrichting is geplaatst, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu klager belang heeft bij de vaststelling of het
feitelijk voortduren van zijn passantentermijn in strijd met het recht is, alsmede bij de vaststelling van een tegemoetkoming op die grond.

De feitelijke voortzetting van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. tengevolge van het capaciteitsgebrek is, ongeacht of hieraan een al dan niet fictieve beslissing tot verlenging van de passantentermijn ten grondslag ligt, in strijd met
het recht vanaf het moment dat dit verblijf zes maanden heeft geduurd.

De totale duur van het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. bedroeg ten tijde van de fictieve beslissing meer dan zes maanden. De omstandigheid dat klager op 15 mei 2007 vanwege zijn leeftijd bovenaan de centrale wachtlijst is geplaatst en
op
3 december 2007 alsnog in een tbs-inrichting is geplaatst, kan niet afdoen aan het feit dat hij vanwege het capaciteitstekort niet binnen zes maanden na aanvang van zijn tbs in een tbs-inrichting is geplaatst.

Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot voortzetting van het passantenverblijf te worden vernietigd.

De beroepscommissie is, gehoord de Staatssecretaris en gelet op haar jurisprudentie d.d. 4 mei 2005 (nummer 04/1869/TPT), van oordeel dat in gevallen als hiervoor bedoeld een financiële tegemoetkoming dient te worden toegekend. Weliswaar heeft de
Staatssecretaris aangevoerd dat een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen, maar deze is niet bij de stulkken gevoegd.
De beroepscommissie stelt de hoogte van de tegemoetkoming vast op een bedrag van € 350,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. zes maanden heeft geduurd tot 3 december 2007, de dag waarop plaatsing in een
tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij stelt vast dat aan klager, ten laste van de Staatssecretaris, een geldelijke tegemoetkoming toekomt ten bedrage van € 350,= per maand vanaf de
dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. zes maanden heeft geduurd tot 3 december 2007, de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag telkens na het verstrijken van een periode van
drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven