Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2596/TB, 18 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2596/TB

betreft: [klager] datum: 18 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een (fictieve) beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.V.C. Constandse, en namens de Staatssecretaris [...] en [...] en
op verzoek van de Staatssecretaris als getuige-deskundige[...], behandelcoördinator bij de longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek om overplaatsing vanuit de longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Vught (hierna: de Pompestichting) naar de behandelinrichting FPK De Meren afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 8 oktober 1998 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege terzake van doodslag. Klager is op 9
oktober 2000 geplaatst in de Pompestichting te Nijmegen. Op 10 maart. 2003 heeft de Minister beslist klager te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Deze plaatsing is op 12 maart. 2003 gerealiseerd. De beroepscommissie heeft het
hiertegen door klager ingestelde beroep op 18 november 2004 ongegrond verklaard. Per brief van 10 augustus 2007 heeft klager verzocht om wegplaatsing uit de longstayvoorziening en plaatsing in FPK De Meren. Op 26 september 2007 ontving de
beroepscommissie een beroepschrift tegen de fictieve weigering klager over te plaatsen. Op 8 oktober 2007 heeft de Staatssecretaris de raadsman van klager bericht dat de Pompestichting niet voornemens is klager over te plaatsen.

3. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat klager meerdere malen heeft verzocht om wegplaatsing uit de longstayvoorziening en overplaatsing naar FPK De Meren. Klager meent dat het verweer van de Staatssecretaris dat klager niet-ontvankelijk is in zijn
beroep om efficiencyredenen moet worden gepasseerd. Klager en zijn raadsman hebben langs elkaar heen gewerkt.
Klager is destijds uit rancune van de toenmalige behandelcoördinator op de longstayafdeling geplaatst. Al voor de eerste verlengingsaanvraag van klagers tbs-maatregel was hij al in zicht voor een longstayaanvraag. Men weigert te zoeken naar
toekomstgerichte oplossingen. De Pompestichting kijkt terug naar feiten van 30 tot 40 jaar geleden. Klager heeft wel degelijk deelgenomen aan een deel van de behandeling. Hij heeft veel moeite met de dadergroep, omdat hij geen oordeel wil geven over de
delicten van anderen. De delictanalyse heeft klager gewoon gevolgd. Klager krijgt geen eerlijke kans. Hij wil dat zijn longstayplaatsing wordt herbeoordeeld.
In de uitspraak van de beroepscommissie van 18 november 2004 overweegt de beroepscommissie dat klager in de longstayvoorziening kan laten zien hoe hij met vrijheden kan omgaan en dat periodiek zorgvuldig zal worden bezien in hoeverre klager in de
toekomst alsnog in aanmerking komt voor plaatsing naar een behandelafdeling. Gedurende klagers verblijf in de longstayvoorziening zijn hem geen vrijheden toegekend. Hij heeft derhalve niet kunnen laten zien wat hij waard is. Klager verwijst naar het
rapport van psychiater [...] waarin wordt gesteld dat in deze setting geen plaats is om ander gedrag te laten zien. Ook verwijst klager naar het vonnis in kort geding van 13 mei 2005 van de president van de rechtbank te ’s-Gravenhage, waaruit naar
voren
komt dat er iets moet gebeuren. Klager heeft nooit een afgeronde behandeling gehad.
Klager meent dat de getuige-deskundige niet meer objectief is. Het feit dat klagers eerdere tbs-maatregel contrair is beëindigd is de rechter kwalijk genomen. Het PBC was niet onafhankelijk omdat men overleg heeft gevoerd met de inrichting. Dit geldt
ook voor het laatst uitgevoerde onderzoek door de FPD. Klager heeft zijn best gedaan. Hij wilde psychotherapie doen. Klager meent dat hij het grootste deel van zijn probleem zelf heeft opgelost. Hij heeft inzicht in wat er is gebeurd. Klager zal eerder
naar de hem vertrouwde mensen stappen voor een advies.

Namens de Staatssecretaris is op het beroep als volgt gereageerd. Het beroep van klager richt zich tegen de (fictieve) weigering te beslissen op het verzoek om overplaatsing. Hiertegen is geen beroep mogelijk. Aangezien het beroep evenmin is ingesteld
tegen de beslissing van 8 oktober 2007 waarbij het verzoek om overplaatsing (alsnog) is afgewezen, kan klager niet worden ontvangen in zijn beroep.
Het besluit tot handhaving van de plaatsing van klager in de longstayvoorziening is genomen met inachtneming van de criteria genoemd in het longstaybeleidskader van augustus 2005. De beslissing van de Staatssecretaris van 10 maart. 2003 tot plaatsing
van klager in de longstayvoorziening is getoetst door de beroepscommissie. Het beroep van klager is op 18 november 2004 ongegrond verklaard. Laatstelijk bij de verlenging van de tbs-maatregel is het voortgezette verblijf van klager op de
longstayvoorziening door het gerechtshof te Arnhem getoetst. De tbs-maatregel is met twee jaar verlengd. In de in het kader van die procedure uitgebrachte rapportages is telkens geconcludeerd de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen. Bij klager is
sprake van een ernstige antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en tevens passief-agressieve, rigide en afhankelijke trekken. Ook is sprake van een verstoorde psychoseksuele ontwikkeling. Onder andere op grond van de ernstige
persoonlijkheidsproblematiek, het chronische karakter hiervan, het uitblijven van resultaten gedurende een eerdere behandeling binnen het kader van een terbeschikkingstelling en gelet op het niet tot stand komen van een hernieuwde behandeling binnen
een
tweede terbeschikkingstelling, concludeert de inrichting dat gevaar voor ernstige recidives onverminderd aanwezig blijft. Ten aanzien van de longstayplaatsing heeft het gerechtshof overwogen dat voldoende informatie is verschaft over de noodzaak van
het
voortduren en de huidige stand van zaken met betrekking tot eventuele hervatting van de behandeling van klager. Het gerechtshof merkt op dat uit de uitgebrachte rapportages niet blijkt van voldoende concrete aanknopingspunten voor hervatting van de
behandeling. Het gerechtshof gaat ervan uit dat in de eerstvolgende behandelbespreking op zorgvuldige wijze wordt ingegaan op de wens van betrokkene te worden behandeld.
De wens van klager ter observatie te worden opgenomen in FPK De Meren is door de Pompestichting tijdens een behandelbespreking besproken. De inrichting is niet meegegaan in de wens van klager. Klager is diverse malen onderzocht door deskundigen die
allen concluderen dat een longstayplaatsing is gerechtvaardigd. Klager heeft geen vertrouwen in de Pompestichting en trekt alle conclusies van de deskundigen in twijfel en acht hen niet deskundig en/of onafhankelijk. Dit past binnen klagers
ziektebeeld.
De Pompestichting meent dat de longstaystatus van klager gehandhaafd moet blijven. Zijn stoornis is onveranderd aanwezig en ook op de risicotaxaties scoort hij hoog. De inrichting ziet geen heil in een nieuwe behandelpoging. Klager verzet zich teveel
tegen het tbs-systeem. Hij plaatst structureel alle blaam buiten zichzelf en blijkt niet te beïnvloeden door verschillende behandelaars.
De Staatssecretaris meent dat er onvoldoende behandelresultaten zijn bereikt. Van enige bereidheid van klager om zich in te zetten voor de behandeling is niet gebleken. De noodzakelijk geachte samenwerking om tot resocialisatie te komen is door klager
zelf gefrustreerd. Overigens is FPK De Meren alleen bestemd voor psychotische patiënten. Klager lijdt echter aan een persoonlijkheidsstoornis. Hij komt hoe dan ook niet voor plaatsing in FPK De Meren in aanmerking.

Door de getuige-deskundige wordt ter zitting het volgende over de behandeling van klager toegelicht. Klager heeft een zeer grote weerstand om aan zijn behandeling te beginnen. De behandeling die hij heeft gevolgd heeft tot niets geleid. Klager
minimaliseert zijn delict. Bij klager is sprake van te weinig openheid. Gedurende zijn verblijf op de longstayafdeling is sprake van een reeks incidenten. Tijdens iedere behandelbespreking wordt beoordeeld of er aanleiding is een nieuwe behandelpoging
te ondernemen. Tot nu toe is er geen aanleiding de longstaystatus van klager op te heffen. Tijdens de behandelbespreking wordt ondermeer gelet of klager zich openstelt en zich bewust is van zijn probleem en de behandeling die daarvoor nodig is. Het
rapport van Hanneman is bij de inrichting niet bekend.

4. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie, onder meer in de uitspraken van 20 november 2000 (00/657/TB) en 12 maart. 2007 (06/2146/TB), is de afwijzing van de Staatssecretaris op een verzoek van een verpleegde tot overplaatsing naar een
andere inrichting, of de weigering op een dergelijk verzoek een beslissing te nemen, vatbaar voor beroep.
Klager heeft op 10 augustus 2007 verzocht om overplaatsing. Het beroepschrift van klager, dat abusievelijk is gedateerd op 21 oktober 2007, is op 26 september 2007 op het secretariaat van de Raad ontvangen en is gericht tegen de fictieve weigering op
het verzoek te beslissen. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen.
Om proceseconomische redenen moet dit beroep mede worden geacht te zijn gericht tegen de schriftelijke beslissing van 8 oktober 2007 op het overplaatsingsverzoek.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid (Kamerstukken II, 2004-2005, 29452, nr 35) komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een
longstayvoorziening, indien de terbeschikking gestelde conform “state of the art” alle behandelingsmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het
delictgevaar,
en er geen mogelijkheid is tot plaatsing in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz) vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.
Het longstaybeleid opent de mogelijkheid een tbs-gestelde uit een longstayvoorziening te plaatsen indien na verloop van tijd blijkt dat voortzetting van het verblijf op de longstay afdeling niet meer noodzakelijk is, omdat blijkt dat het delictrisico
op
termijn kan worden verminderd door behandeling of anderszins. Zo kunnen tbs-gestelden zich na verloop van tijd wel openstellen voor behandeling die zij eerder afwezen, kunnen behandelstrategieën in de loop der jaren verbeteren, kunnen medicijnen sterk
verbeterd zijn en/of ontwikkeld zijn of kan bijvoorbeeld de stoornis van de tbs-gestelde afnemen met het ouder worden. Ook is denkbaar dat de beheersproblematiek dusdanig is afgenomen dat een doorplaatsing in een longstayvoorziening in de GGz mogelijk
is.

De beroepscommissie is van oordeel dat uit de stukken en de ter zitting gegeven toelichting moet worden aangenomen dat klager onverminderd delictgevaarlijk is en zich verzet tegen een behandeling. Er zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen voor
een wegplaatsing van klager uit de longstayvoorziening. Het door klager overgelegde rapport van psychiater [...] is van onvoldoende gewicht voor een andersluidende conclusie.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager niet over te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 18 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven