Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21787/TA, 22 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21787/TA         

Betreft [klager]

Datum 22 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen het voortduren van de op 8 maart 2021 opgelegde afzondering in een herstelkamer (HK 2021/18) en de weigering hem op 10 maart 2021 gelegenheid te geven tot rituele reiniging waardoor hij zijn godsdienst niet in vrijheid heeft kunnen belijden (HK 2021/19).

De beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: de instelling) heeft op 10 juni 2021 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en namens de instelling […] en […] gehoord op de zitting van 24 november 2021 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

De beroepscommissie heeft vervoer voor klager geregeld, zodat hij op de zitting kon worden gehoord. Klager heeft echter geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid en afstand van horen gedaan.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager zat volgens protocol vanwege weigering van een urinecontrole afgezonderd. De eerste klacht gaat over de duur van de afzondering vanwege het incident op 10 maart 2021 na de weigering van rituele wassing en drinkwater. De tweede klacht gaat over het ondergeschikt maken van het belijden van de godsdienst aan de orde en veiligheid in de instelling.

Klager was afgezonderd in een herstelkamer die geen nat gedeelte heeft. Het protocol geeft aan dat klager driemaal per dag de gelegenheid krijgt om zich te kunnen wassen voor het gebed voorafgaand aan de maaltijd. Klager kreeg echter op 10 maart 2021 geen gelegenheid gebruik te maken van het natte gedeelte buiten de herstelkamer, omdat dit niet was besproken in het ochtendcontact. Dit is echter geen voorwaarde en staat ook niet in zijn protocol. Indien klager zich niet kan wassen, mag hij op grond van zijn godsdienst niet eten. Klagers recht zijn godsdienst te belijden is geschonden, nu dit recht ondergeschikt is gemaakt aan de orde en veiligheid in de instelling. Het is de vraag hoe de orde en veiligheid in dit geval in het geding kunnen zijn, daar hij wel een bord en bestek kreeg en er alleen discussie was of hij de rituele wassing in de ochtend had moeten afspreken. De sfeer werd toen al naar. Klager is boos geworden omdat hij zich niet mocht wassen en hem drinkwater werd geweigerd. Hij heeft vervolgens de deur ingetrapt om gebruik te kunnen maken van het natte gedeelte dan wel hoopte hij te worden overgeplaatst naar een herstelkamer met wel een nat gedeelte. Klager zag geen andere optie. Er was geen sprake van dreiging of agressie voorafgaand aan het trappen tegen de deur. De kliniek erkent dat een fout is gemaakt met het drinkwater. Ook geeft de kliniek aan dat de herstelkamers zonder nat gedeelte verbouwd zullen gaan worden. Door de vernieling van de deur heeft de maatregel langer voortgeduurd. De kliniek heeft echter ook een aandeel in het incident. Vanaf 15 maart 2021 stond klager open voor een herstelgesprek, maar hij mocht niet praten over de oorzaak van de vernieling. Hierdoor duurde de afzondering nog langer.

Standpunt van het hoofd van de instelling

De weigering tot rituele wassing in de middag was gebaseerd op het handhaven van de veiligheid dat op dat moment prevaleerde boven het belijden van de godsdienst. Normaal is er in de ochtend altijd contact over rituele wassing. Dat was er die ochtend niet omdat klager toen niet reageerde op de vraag van het personeel naar wassing die dag. Normaal wordt de tussendeur van de herstelkamer zonder nat gedeelte opengedaan om rituele wassing mogelijk te maken, maar wassing werd klager die middag niet toegestaan vanwege de nare sfeer die klager neerzette toen hem het bord en bestek werden gebracht en werd meegedeeld dat hij in de ochtend de rituele wassing had moeten bespreken. Er werd niet ingeschat dat hij met het bord zou gooien of met het mes zou gaan steken, maar klager was wel intimiderend. De tussendeur is gesloten en het personeel is vertrokken. Daarop heeft klager de deur ingetrapt.

Het personeel heeft voor de orde en veiligheid gekozen. Dat was geen goede keuze, er had overleg moeten plaatsvinden en hem had drinkwater gegeven moeten worden, maar de deur intrappen kan ook niet.

De duur van de afzondering heeft te maken met het feit dat klager naar een herstelkamer op een andere afdeling moest worden overgebracht en een eerder gesprek met de hoofdbehandelaar niet lukte omdat klager daar een derde bij aanwezig wilde laten zijn.

 

3. De beoordeling

Hetgeen betreffende de duur van de afzondering in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot de weigering van rituele wassing voorafgaand aan de lunch op 10 maart 2021 is niet in geding dat klagers recht op het belijden van zijn godsdienst is geschonden. De beroepscommissie moet de vraag beantwoorden of sprake is van een gerechtvaardigde inbreuk op dit recht in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de instelling. Klager en de instelling verschillen in dat verband van mening over de dreiging die van klager zou zijn uitgegaan na de mededeling dat hij de rituele wassing in de ochtend had moeten afstemmen en dat niet heeft gedaan. Wat daar ook van zij, vast staat in ieder geval dat de beklagcommissie het beklag over het niet geven van drinkwater aan klager gegrond heeft verklaard gezien de verklaring van het hoofd van de instelling dat in geval de situatie door het personeel zo dreigend wordt er ervaren dat er op dat moment geen drinkwater kan worden gegeven er een andere manier moet worden gezocht om alsnog drinkwater te kunnen geven, bijvoorbeeld door ander personeel erbij te roepen. De beroepscommissie stelt vast dat in het verlengde daarvan ook voldoende drinkwater gegeven had kunnen en moeten worden om klager in staat te stellen deels water te drinken en deels water te gebruiken om zich daarmee in enige mate in de herstelkamer te kunnen reinigen voor de lunch, dus zonder dat daarvoor de tussendeur naar het natte gedeelte geopend hoefde te worden. In zoverre is sprake van een niet gerechtvaardigde inbreuk op klagers recht op het belijden van zijn godsdienst en zal het beroep gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie ziet in dit geval geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende de duur van de afzondering ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep betreffende de weigering van rituele wassing gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het desbetreffende beklag alsnog gegrond. Zij ziet geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming.

 

Deze uitspraak is op 22 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart,, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven