Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3110/GA, 15 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

Uitspraak

nummer: 07/3110/GA

betreft: [klager] datum: 15 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem-Zuid te Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 1 november 2007 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 januari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Noord te Hoogeveen, is het beroep behandeld.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. De directeur van het h.v.b. Arnhem-Zuid heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de verplichting om € 100,= te betalen voor een geannuleerd ziekenhuistransport.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur noch klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht.

Klager heeft telefonisch verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep omdat hij bijstand wil van zijn raadsman.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal het verzoek van klager om aanhouding van de behandeling afwijzen.

Uit hetgeen klager tegenover de beklagcommissie naar voren heeft gebracht komt het volgende naar voren. Klager zou op 16 augustus 2007 door tussenkomst van de inrichting naar het ziekenhuis worden vervoerd. Klager stelt toen last te hebben gehad van
een
migraineaanval en om die reden een zonnebril hebben willen dragen. Dit werd hem niet toegestaan. Omdat klager geboeid was, kon hij zijn handen niet voor zijn ogen houden. Om die reden heeft hij afgezien van het transport.

De directeur in heeft het beroepschrift en tegenover de beklagcommissie gesteld dat het dragen van een zonnebril tijdens het transport niet wordt toegestaan op grond van het bepaalde in artikel 4.5.1.2 (onder het hoofd: persoonlijke zaken) van de
huisregels van het h.v.b. en dat de gedetineerden die naar een niet beveiligde plaats worden vervoerd, steeds handboeien omkrijgen en een broekstok dienen te dragen.

De beroepscommissie stelt vast dat het dragen van een zonnebril, anders dan op de luchtplaats, voor in het h.v.b. Arnhem-Zuid verblijvende gedetineerden is verboden op grond van de huisregels van dat h.v.b. Dit is een algemene, voor alle in de
inrichting verblijvende gedetineerden geldende algemene regel, waarvan klager wordt geacht op de hoogte te zijn geweest.
In de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen (d.d. 24 juli 1998, kenmerk 705050/98/DJI, zoals nadien gewijzigd) (hierna: de Regeling) staat evenwel in artikel 4.5.1.2. – op basis waarvan artikel 4.5.1.2. van de huisregels van het h.v.b.
Arnhem Zuid is opgesteld – als dwingend voorgeschreven bepaling nog het volgende:
”(...)
Indien u voorwerpen onder uw berusting wenst te houden anders dan voornoemd dan kunt u hiervoor een verzoek indienen bij de directeur. De directeur kan u toestemming geven de door u gewenste voorwerpen in uw verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij u te
dragen voorzover dit zich verdraagt met de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.
(...)”
Uit die bepaling kan worden afgeleid dat de directeur, toen verzoeker vroeg om toestemming voor het dragen van een zonnebril tijdens het transport, niet zondermeer
– onder verwijzing naar de huisregels – die toestemming had mogen weigeren. Hij had in dit geval, mede gelet op de redactie van die bepaling, een belangenafweging dienen te maken tussen het belang van klager en het algemeen belang van de orde en
veiligheid in de inrichting. Daarvan is niet gebleken.

Voor zover de directeur heeft gesteld dat het niet mogelijk was om klager zonder handboeien te vervoeren en hij daarbij heeft verwezen naar het in het h.v.b. Arnhem-Zuid gebruikelijk beleid, welk beleid zou zijn gebaseerd op de Vervoersinstructie
Dienst
Vervoer en Ondersteuning (circulaire van 4 februari 1998, nr. 675240/98/DJI) (hierna: de Circulaire) geldt het volgende.
Op grond van het bepaalde in artikel 9.1 van de Circulaire vindt de toepassing van geweld plaats conform de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen (d.d. 14 december 1998, nr. 735650/98/DJI, zoals laatstelijk gewijzigd) (hierna: de
Geweldsinstructie). Artikel 10 van de Geweldsinstructie luidt:
”De ambtenaar of medewerker kan een gedetineerde ten behoeve van het vervoer, een broekstof, of ten behoeve van het vervoer of interne verplaatsing, handboeien aanleggen.”
Gelet op de redactie van artikel 10 van de Geweldsinstructie dient daarom bij de bepaling of broekstok en/of handboeien bij vervoer worden aangelegd, een belangenafweging plaats te vinden. Die eis van een belangafweging wordt voorts nog versterkt door
het daaromtrent bepaalde in de tekst van de zogenaamde – door klager ondertekende – “Akkoordverklaring individueel medisch transport”, waarin staat vermeld dat het transport “zo nodig” zal plaats vinden met handboeien.

Nu van enige belangenafweging bij het boeien en dragen van zonnebril ondanks klagers mededeling dat hij last had van migraine niet is gebleken, is de door de directeur aan klager opgelegde schadevergoedingsverplichting onredelijk en onbillijk. Het
beklag is daarom gegrond. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de beslissing van de beklagcommissie daarom, zij het op andere gronden, bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek van klager om aanhouding van de behandeling af, verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven