Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2672/TA en 07/2682/TA, 18 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2672/TA en 07/2682/TA

betreft: [klager] datum: 18 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager, en

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 28 september 2007 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 januari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], gehoord. Klager en zijn raadsman, mr. S.O. Roosjen, hebben schriftelijk
bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde - betreft:
a. het op 23 april 2007 niet om 15.30 uur zijn advocaat mogen bellen (kp07/91);
b. het laten rondslingeren van klagers post door een medewerker (kp07/92);
c. het op 2 mei 2007 niet om 20.45 uur met zijn advocaat mogen bellen (kp07/99);
d. het niet laten indienen van een schorsingsverzoek (kp07/101);
e. de beslissing tot separatie vanaf 3 mei 2007 (kp07/104);
f. afdelingsarrest vanaf 19 juli 2007 (kp07/151).

De beklagcommissie heeft het beklag op de onderdelen a, d, e en f ongegrond en het beklag op de onderdelen b en c gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager mocht niet op een bepaald tijdstip met zijn advocaat bellen. Dit tijdstip was klager doorgegeven door de secretaresse van zijn advocaat omdat
de
advocaat op dat tijdstip bereikbaar zou zijn. Klager stelt wel degelijk melding te hebben gemaakt van het feit dat hij enkel op een bepaald tijdstip zijn advocaat kon bellen en dat dit contact noodzakelijk was met het oog op een komende zitting. Dit is
hem echter geweigerd, waarbij hem is medegedeeld dat een mededeling van een secretaresse geen reden was om af te wijken van de huisregels.
Klager meent dat de beklagcommissie omtrent het laten rondslingeren van post ten onrechte geen financiële tegemoetkoming heeft toegekend. Een enkele gegrondverklaring is voor de inrichting geen aansporing om het voortaan wel correct te doen. Het is
vaker voorgekomen dat het misgaat met de postuitreiking aan klager.
Wat betreft het verzochte telefoongesprek met zijn advocaat op 2 mei 2007 om 20.45 uur merkt klager op dat artikel 38 lid 4 Bvt en de huisregels het voeren van een telefoongesprek op dat tijdstip mogelijk maakt. Onvoldoende is aangetoond dat de orde en
veiligheid in de inrichting een inperking van dit recht noodzakelijk maakte. De inrichting had klager eventueel in de gelegenheid kunnen stellen met een mobiele telefoon vanaf zijn kamer te bellen.
Klager heeft op 3 mei 2007 aan het personeel verzocht hem in de gelegenheid te stellen een schorsingsverzoek in te dienen tegen de hem opgelegde separatie. Klager heeft deze gelegenheid niet gekregen. De beklagcommissie is voorbijgegaan aan het verzoek
van klager de betrokken personeelsleden te horen. Dit is de enige manier waarop klager zijn standpunt aannemelijk kan maken. Klager begrijpt de redenering van de beklagcommissie niet, waar zij overweegt dat klager op 4 mei 2007 een schorsingsverzoek
had
kunnen indienen.
Klager stelt dat zijn gedrag geen aanleiding kan hebben gegeven hem te separeren. Vermoedelijk dat een rol heeft gespeeld het feit dat er sprake was van nieuwe medewerkers die relatief weinig ervaring met klager hebben opgedaan. Het gedrag van klager
heeft nimmer tot verstoring van de orde en veiligheid op de afdeling geleid.
Klager handhaaft zijn verweer dat hij geen aanleiding heeft gegeven afdelingsarrest op te leggen. Hij betwist dat hij gelogen heeft over zijn verblijfplaats en/of bewegingen binnen de inrichting. Wel erkent hij dat hij één keer iets vergeten heeft te
melden. Op geen enkele wijze is zelfs maar aannemelijk gemaakt dat de orde en veiligheid in de inrichting hierdoor in het gedrang zou komen. Een noodzaak om afdelingsarrest op te leggen was dan ook niet aanwezig.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het telefoneren van klager met zijn advocaat verloopt normaal zonder problemen. Op 23 april 2007 heeft de inrichting niet
begrepen
dat klager alleen op een bepaald afgesproken tijdstip zijn advocaat kon bellen. Dit kwam pas tijdens de behandeling van het beklag voor beklagcommissie naar voren.
Wat betreft de klacht over het rondslingeren van de post zijn aan klager excuses aangeboden door de betreffende medewerkster. Een tegemoetkoming is niet bedoeld als straf voor de inrichting. De tegemoetkoming is bedoeld als compensatie voor het door
klager ondervonden ongemak.
Het hoofd van de inrichting is het niet eens met de gegrondverklaring van klagers klacht over de weigering van het telefonisch contact van klager met zijn advocaat op 2 mei 2007. Het hoofd van de inrichting kan zich wel vinden in de formele
gegrondverklaring. Ter zitting worden de huisregels zoals deze golden ten tijde van de genomen beslissing overgelegd. Na terugkomst van klager van de verlengingszitting op 2 mei 2007 werd klager verbaal dreigend naar het personeel nadat hem werd
medegedeeld dat hij in verband met zijn manisch ontregeld gedrag tot de volgende ochtend zou worden ingesloten. Klager weigerde stafinstructies op te volgen en ging niet in gesprek met het personeel. Om 18.45 uur heeft klager zijn advocaat gebeld, die
niet bereikbaar was. Klager reageerde dreigend en boos richting een medewerker. Toen klager vervolgens om 20.45 uur wederom zijn advocaat wilde bellen, is hem medegedeeld dat hij de volgende dag weer zou kunnen bellen. Reden hiervoor was dat klager
niet
ingeschat kon worden in zijn gedrag op de afdeling. Men vreesde dat hij niet meer terug naar zijn kamer te begeleiden zou zijn. Klager heeft een behoorlijke omvang. Een oplossing had geweest alle andere patiënten in te sluiten, maar dat is niet reëel.
De telefooncel bevindt zich op de afdeling. De inrichting beschikt alleen over een vaste telefoonlijn. Omdat klager zijn advocaat eerder al niet buiten kantoortijden te pakken kreeg en nu hoogst waarschijnlijk ook niet, wilde men niet onnodig een
gevaarlijke situatie op de afdeling creëren. Klager heeft zijn advocaat de volgende dag en de daaropvolgende ochtend kunnen bellen.
In de dagrapportage staat vermeld waar klager om heeft verzocht nadat hij op 3 mei werd gesepareerd. Klager heeft niet aangegeven dat hij pen en papier wenste voor het indienen van een schorsingsverzoek. De inrichting maakt gebruik van
standaardformulieren voor schorsingsverzoeken. Op 4 mei 2007 heeft klager overigens beklag ingediend. Klager moest in een prikkelarme kamer worden geplaatst. Aan hem zijn alleen verzorgingsproducten verstrekt.
Klager is op 3 mei 2007 gesepareerd. Dergelijke beslissingen mogen niet door het nieuwe personeel worden genomen. De beslissing tot separatie wordt genomen door de leiding van de inrichting.
Klager kreeg afdelingsarrest om zicht te houden op zijn bewegingen en contacten in de inrichting. Klager had hier eerder over gelogen. Voor de inrichting was dit reden extra oplettend te zijn. Er was vaker sprake van minder prettig contact tussen
klager
en het personeel. Zodra deze contacten weer goed verliepen is de maatregel beëindigd.

3. De beoordeling
a.
Ook in beroep is niet aannemelijk geworden dat klager het personeel erop heeft gewezen dat hij op 23 april 2007 rond 15.30 uur zijn advocaat kon terugbellen. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een
andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van klager zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Het beroep van klager richt zich tegen het feit dat de beklagcommissie na gegrondverklaring van het beklag geen tegemoetkoming heeft vastgesteld. Klager heeft post die voor hem bestemd was (een televisiegids) in de woonkamer aangetroffen. De
betreffende
medewerkster heeft tegenover klager haar excuses aangeboden. De beroepscommissie ziet in het vorenstaande geen aanleiding om naast voormelde excuses en de gegrondverklaring van het beklag aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Het
beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

c.
Op grond van artikel 38, vierde lid jo. artikel 36, eerste lid, Bvt heeft de verpleegde het recht met zijn rechtsbijstandverlener telefoongesprekken te voeren op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen. Uit de stukken en de ter zitting gegeven
toelichting komt naar voren dat klager op 2 mei 2007 om 20.45 uur heeft verzocht zijn advocaat te mogen bellen. De beroepscommissie stelt vast dat dit tijdstip valt binnen de in de huisregels genoemde telefoontijden. Het hoofd van de inrichting heeft
echter geweigerd toestemming te verlenen, omdat klager niet kon worden ingeschat in zijn gedrag en omdat men vreesde dat klager niet meer terug naar zijn kamer te begeleiden zou zijn. De beroepscommissie is van oordeel dat ook in een dergelijke
situatie
klager in de gelegenheid moet worden gesteld telefonisch contact op te nemen met zijn advocaat. Indien het om veiligheidsredenen niet wenselijk is dat klager zijn kamer verlaat, had het hoofd van de inrichting dienen zorg te dragen voor alternatieven.
In een dergelijke situatie zou een draagbare telefoon uitkomst kunnen bieden. Gelet op het vorenstaande is klagers in voornoemd artikel 38 Bvt neergelegde recht geschonden. Het beroep van het hoofd van de inrichting zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

d.
Ter zitting van de beroepscommissie is namens het hoofd van de inrichting nogmaals gesteld dat klager na zijn separatie niet heeft verzocht om pen en papier voor het indienen van een schorsingsverzoek. Nu klagers stelling dat hij wel een dergelijk
verzoek heeft gedaan, niet aannemelijk is geworden, dient het beroep van klager in zoverre ongegrond te worden verklaard.

e.
Op grond van artikel 34, eerste lid jo. artikel 32, eerste lid, Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd een verpleegde te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Gelet op de
stukken en de ter zitting door het hoofd van de inrichting gegeven toelichting, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van het hoofd van de inrichting bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk en onbillijk
kan worden beschouwd. Het beroep van klager zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

f.
Op grond van artikel 33 jo. artikel 32, eerste lid, Bvt kan de bewegingsvrijheid van de verpleegde worden beperkt tot de eigen afdeling, indien dit noodzakelijk is met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. De
beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de inrichting het feit dat klager geen duidelijkheid kon verschaffen omtrent zijn bewegingen en contacten in de inrichting, en hierover tegenover het personeel heeft gelogen, heeft kunnen aangrijpen tot
het opleggen van afdelingsarrest. Het beroep van klager zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep van klager wat betreft de onderdelen a, b, d, e en f van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart. het beroep van het hoofd van de inrichting wat betreft onderdeel c van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 18 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven