Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22847/TB, 15 december 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-12-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/22847/TB

            

Betreft [klager]

Datum 15 december 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot een spoedoverplaatsing uit FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: De Rooyse Wissel).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 19 augustus 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en namens verweerder […] gehoord op de zitting van 24 november 2021 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. […] was als toehoorder aanwezig.

Voorafgaand aan de zitting is gebleken dat klager tijdig in de PI Vught aanwezig was maar vanwege weigering van visitatie direct op transport terug naar FPC De Rooyse Wissel is gezet. Klager heeft ermee ingestemd dat de zitting zonder hem doorgang heeft gevonden. Er is verslag van horen opgemaakt en klager is in de gelegenheid gesteld schriftelijk daarop te reageren en zijn beroep nader toe te lichten. De schriftelijke reactie van klager en het verslag van horen zijn ter kennisneming naar verweerder gezonden.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager zoals namens hem tot en met de zitting naar voren is gebracht

Klager heeft om een spoedoverplaatsing naar een andere instelling gevraagd omdat hij zich onveilig voelt in de instelling. Klager heeft ook verzocht om overplaatsing naar een andere afdeling binnen de instelling, wat door de instelling is geweigerd op de grond dat het personeel professioneel is. Er loopt een strafzaak omdat De Rooyse Wissel aangifte heeft gedaan tegen klager van zware mishandeling van een medepatiënt op 17 november 2020. Mogelijk is sprake van een valse aangifte. Verwezen wordt naar aan de beroepscommissie overgelegde mailwisseling van personeel van 18 november 2020. Klagers raadsvrouw heeft de OvJ verzocht om de zaak tegen klager te seponeren op de grond dat klager ten onrechte als verdachte is aangemerkt. Verder beschikt klagers raadsvrouw over interne informatie betreffende algemene klachten over een onveilig behandelklimaat voor verpleegden en personeel op klagers afdeling Cheops II, waarbij het hoofd behandeling en de senior van dienst (zus van de directrice) een rol spelen. Deze informatie is in klagers belang niet aan de kliniek en verweerder overgelegd.

Volgens verweerder is een spoedoverplaatsing naar een andere instelling niet in klagers belang omdat dan niet wordt gekeken in welke instelling klager het beste geplaatst kan worden maar alleen wordt gekeken waar als eerste plek is. Klager meent echter dat verweerder niet in klagers belang denkt. Wat er ook uit klagers strafzaak en het onderzoek van de IGJ naar de algemene klachten komt, er is sprake van een dusdanig uitzonderlijke situatie dat het in het belang van zowel klager als De Rooyse Wissel is om hen met het oog op de orde en veiligheid met spoed uit elkaar te halen.

Klagers raadsvrouw heeft vanuit bronnen vanuit De Rooyse Wissel, onder meer van een gz-psycholoog/relatietherapeute die jarenlang in de instelling heeft gewerkt, de beschikking gekregen over informatie betreffende de algemene situatie op klagers afdeling Cheops II en daarnaast informatie over de tegen hem door de instelling gedane aangifte. Het is aan respectievelijk de IGJ en het OM om onderzoek daarnaar te doen, maar er is sprake van een zorgelijke en voor zowel klager als de instelling ongezonde situatie. Klager heeft er spijt van dat de stukken betreffende de instelling overgelegd zijn omdat hij op alle fronten wordt tegengewerkt in de instelling. Ondanks dat het personeel professioneel hoort te zijn, spelen er over en weer vertrouwenskwesties. Klager zet zijn copingvaardigheden in om daarmee om te gaan, maar wil uit veiligheidsoverwegingen weg uit de instelling, desnóods naar een huis van bewaring. Klager zit gelet op de spanningen die zich de afgelopen maanden hebben voorgedaan aan zijn taks. Klager had ter zitting willen zeggen dat hij wil voorkomen dat er gevaar optreedt als hij langer in de instelling moet blijven. Er doen zich op de afdeling bepaalde zaken voor waar de directie en zijn raadsvrouw niet bij aanwezig zijn. Hem wordt nagedragen dat hij degene is die de inspectie op de instelling heeft afgestuurd en dat hij alles anders beleeft, terwijl de informatie niet van hem maar vanuit bronnen vanuit de instelling zelf naar voren is gekomen. Ook FPC Dr. S. van Mesdag en FPC de Pompestichting hebben in de intakegesprekken aan klager gevraagd of hij de inspectie op de Rooyse Wissel heeft afgestuurd. Daar is dus geen sprake van, klagers raadsvrouw kan dat verzekeren.

De gz-psycholoog/relatietherapeute die de melding heeft gedaan is op non-actief gesteld. Een van de getuigen werkt niet meer op klagers afdeling.  Klager moet met zijn problematiek echter op de afdeling blijven.

Klagers raadsvrouw heeft vernomen dat overplaatsing naar een andere instelling alleen via ruiling van patiënten kan plaatsvinden. Deze week wordt uitsluitsel verwacht of de Pompestichting klager wil opnemen. Als hij vanwege wachtlijsten niet in die instelling of FPC Dr. S. van Mesdag geplaatst kan worden, geeft klager de voorkeur aan plaatsing in een huis van bewaring in afwachting van het vrijkomen van een plaats in genoemde instellingen boven een langer verblijf in De Rooyse Wissel.

Klager heeft in zijn schriftelijke reactie van 27 november 2021 zijn beroep als volgt nader toegelicht.

De aangifte tegen hem ziet op het geven van een kopstoot die klager echter niet gegeven heeft. Hij is afgezonderd omdat hij moest toegeven dat hij een kopstoot zou hebben gegeven maar dat heeft hij geweigerd. Klager is drie weken afgezonderd geweest waarin hij zich ontzettend alleen, bang en hopeloos heeft gevoeld en hij zelfs aan zichzelf begon te twijfelen. Hij werd ineens behandeld alsof hij een beest was terwijl het contact daarvoor juist goed verliep. Als hij om broodjes vroeg werd hem gemeld dat hij om boterhammen moest vragen en zijn contactmomenten duurden nog geen minuut. Werkelijk iedereen straalde uit of vertelde dat klager een kopstoot had gegeven. Omdat de spanningen over en weer zodanig waren, was het op de afdeling onhoudbaar en heeft klager verzocht om een interne overplaatsing maar zijn verzoek is niet serieus genomen. Mensen waren ontzettend bang voor klager. Hem werd verteld dat iemand met zijn intelligentie zich gewoon op een normale manier diende te verhouden. Er werden dingen verzonnen om hem af te zonderen. Na de ontvangst van informatie bij zijn raadsvrouw heeft klager zes weken nagedacht of hij die informatie wel wilde gebruiken en over de mogelijke gevolgen daarvan voor zijn tbs-duur. Hij heeft besloten de informatie niet ongebruikt te laten, maar heeft daarbij wel aangegeven dat hij weg moest uit de kliniek. Klager moet elke dag zakendoen met de mensen die hem gewoon keihard bewust naaien en daarmee blijven doorgaan. Zo is hij momenteel weer afgezonderd vanwege een positieve urinecontrole ondanks dat hij een stilzwijgend blowbeleid heeft. Dit gebeurt omdat de mensen hem vanwege de strafzaak zat zijn, dit wordt ook naar hem uitgesproken. Hij wordt benadeeld bij het videobellen met zijn zoon en het doen van boodschappen. Hij is meerdere keren bestookt door medewerkers dat hij achter de melding bij de inspectie zit. De directie heeft dit de medewerkers ook zelf gezegd. Bij de twee intakes voor overplaatsing kreeg hij de te maken met dezelfde vragen/beschuldigingen.

Klagers vaatje is leeg. Hij heeft een nogal roerige detentie en tbs-periode gekend en bewust met zichzelf afgesproken het anders te gaan doen, maar dat lukt hem niet meer. Hij is bang wat er gaat gebeuren als hij knapt. Klager begrijpt niet dat niemand snapt dat dit een zwaar onveilige situatie is voor hem en zijn toekomst. Hij heeft een zware intense haat naar de mensen van de kliniek ontwikkeld. De pesterijen worden alleen maar erger en gerichter en dragen eraan bij dat klager momenteel op het randje leeft. Het lijkt alsof hij voor een groot incident moet gaan zorgen om zijn eigen veiligheid te waarborgen. Dat is een rare gang van zaken. De kliniek heeft het steeds over een aangifteplicht, maar heeft geen aangifte gedaan van vier geweldsincidenten onder dezelfde hoofd behandeling. Klager heeft geen vertrouwen meer in de kliniek en de kliniek heeft dat ook niet meer in hem. Klager heeft vele jaren therapie gehad en daarbij coping aangeleerd om beter met situaties om te gaan, maar er is geen therapie voor wat er in de kliniek gebeurt. Klager merkt steeds meer dat hij terugvalt op oude copingstijlen en ervaart dit als een probleem. Klager moet daarom met spoed worden overgeplaatst. Niet vanwege acuut gevaar, maar vanwege het gevaar dat uit deze situatie zou kunnen voortkomen.

Standpunt van verweerder

De Rooyse Wissel acht een spoedoverplaatsing niet aangewezen. Niet is gebleken van omstandigheden die tot een spoedoverplaatsing zouden kunnen leiden zoals een direct gevaar voor de betrokken patiënt, medepatiënten en/of personeelsleden. Het lopende onderzoek in de strafzaak zal moeten uitwijzen wat klagers aandeel in het incident van 17 november 2020 is geweest en wat eventueel de gevolgen daarvan voor klager zijn. De kliniek beschikt niet over de door klagers raadsvrouw genoemde informatie maar heeft binnen haar mogelijkheden het proces van informatievoorziening en besluitvorming van het doen van aangifte nader onderzocht en daarin geen onregelmatigheden gezien.

De kliniek kan door het niet beschikken over die informatie geen inhoudelijk oordeel geven over de invloed van de aangifte en strafzaak op klagers behandeltraject en het verzoek om spoedoverplaatsing niet actief ondersteunen. De kliniek heeft wel aangegeven dat de voortgang van de behandeling van patiënten bepaald wordt door hun gedrag en afname van recidiverisico en dat tegenoverdracht gevoelens kunnen spelen maar de feitelijke beoordeling en weging van de risico’s niet mogen beïnvloeden. In de kliniek is vakkundig en professioneel personeel werkzaam dat vanuit hun expertise het behandeltraject van klager bekijkt.

De kliniek heeft klagers zorgen over het behandelklimaat serieus genomen en daar onderzoek naar ingesteld. De IGJ heeft de kliniek op 28 juli 2021 bezocht naar aanleiding van een melding van een personeelslid van de kliniek. De IGJ heeft inmiddels rapport uitgebracht over de signalen betreffende de afdeling Cheops II. Verweerder heeft niet de beschikking over dat rapport omdat hij geen partij is. Verweerder heeft wel een korte samenvatting, inhoudende dat er geen redenen zijn om maatregelen richting die afdeling te nemen.

De kliniek herkent zich niet in de door de raadsvrouw geuite zorgen over de omgang tussen klager en de staf. Volgens de kliniek is klager geneigd om sociale interacties negatief en vijandig in te kleuren, mogelijk vanwege spanningen.

De kliniek was voornemens om klagers behandeling voort te zetten. Door de recente gebeurtenissen en het structurele wantrouwen van klager richting het behandelteam is besloten om een regulier verzoek tot overplaatsing van klager in te dienen.

Verweerder heeft nog niet op dat verzoek beslist. Klager is aangemeld bij FPC Dr. S. van Mesdag en voor opname geaccepteerd, maar die instelling heeft een wachtlijst. Klager is eveneens aangemeld bij FPC de Pompestichting. Als laatstgenoemd FPC opname van klager accepteert, zal verweerder besluiten naar welk FPC  klager zal worden overgeplaatst.

 

3. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

 

Het uitgangspunt van het door verweerder gevoerde beleid is dat een ter beschikking gestelde wordt geplaatst in een instelling binnen zijn eigen regio. Als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing echter gekeken of een overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Verweerder heeft inlichtingen ingewonnen bij De Rooyse Wissel. Uit die inlichtingen komt naar voren dat er geen indicatie voor een spoedoverplaatsing maar inmiddels wel voor een reguliere overplaatsing van klager is.

Op grond van het behandelde ter zitting en de stukken is het volstrekt duidelijk dat het in het belang van klagers behandeling is dat zijn behandeltraject in een andere tbs-instelling wordt voortgezet. Naar aanleiding van een door De Rooyse Wissel gedaan verzoek om overplaatsing hebben intakegesprekken plaatsgevonden met FPC Dr. S. van Mesdag en FPC De Pompestichting. Zodra verweerder een overplaatsingsbeslissing heeft genomen, staat daartegen apart beroep voor klager open.

In het onderhavige beroep is uitsluitend aan de orde of verweerder in redelijkheid klagers verzoek om hem met spoed uit De Rooyse Wissel te plaatsen heeft kunnen afwijzen.

Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat de verhoudingen tussen klager en het personeel

-inmiddels ernstig- verstoord zijn geraakt, was er ten tijde van het bestreden besluit geen sprake van een zodanig ernstige situatie dat klager met spoed moest worden overgeplaatst naar een instelling waar het eerste plek is, desnoods naar een Huis van Bewaring. Verweerder heeft in redelijkheid het standpunt mogen innemen dat het meer in klagers belang is dat hij wordt overgeplaatst naar een kliniek waar zijn tbs-behandeling het beste kan worden voortgezet. Intussen is de verhouding tussen klager en kliniek gewijzigd in die zin dat er geen discussie meer is over voortzetting van de behandeling in deze kliniek. Het onderzoek naar mogelijkheden tot overplaatsing naar een andere kliniek is in volle gang.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 15 december 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart,, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven