Nummer: 07/3181/GB
Betreft: [klager] datum: 11 februari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Hoekzema, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 november 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 12 september 2005 gedetineerd. Hij verblijft in de Gevangenis Grave.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft inderdaad de bijzondere voorwaarde zoals die gesteld is voor het verlof, overtreden. Echter, dit is niet zo ernstig dat er geen vertrouwen meer kan zijn in de manier waarop klager omgaat met de aan hem verleende vrijheden. De reden om naar
Sprang-Capelle te gaan, was dat klager nog een openstaande rekening had bij een garagehouder. Met het naderen van het einde van zijn detentie, wilde klager schoon schip maken en de rekening voldoen. Klager heeft eerst aan zijn oma verzocht om de
rekening te voldoen, maar zij kreeg het geld telkens teruggestort op haar rekening. Aangezien klagers oma niet alleen met geld over straat durft en klager verder niemand heeft om de rekening te betalen, heeft hij de rekening zelf betaald. Klager was in
Sprang-Capelle vergezeld door zijn oma en zij zijn na betaling direct per bus vertrokken. De woning van klagers ex-vrouw is hemelsbreed ongeveer drie kilometer van de garage gelegen. Klager had niet de intentie om zijn ex-vrouw met zijn aanwezigheid te
confronteren of op te zoeken. Klager wilde alleen aan zijn betalingsverplichting voldoen.
Klager beseft dat hij dit vooraf met de selectiefunctionaris had kunnen bespreken. Echter, klager is van mening dat zijn korte en doelgerichte aanwezigheid in Sprang-Capelle onvoldoende reden is om hem niet in aanmerking te laten komen voor een
penitentiair programma. Klager heeft zich gedurende eerdere verloven aan alle afspraken gehouden en heeft nooit disciplinaire straffen of maatregelen opgelegd gekregen. Daar wordt nu volledig aan voorbijgegaan. Voorts is klager bereid om aan iedere
nader in te vullen bijzondere voorwaarde te voldoen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Nadat bekend was geworden voor welk delict klager gedetineerd is, werd klager vanuit een beperkt beveiligde inrichting teruggeplaatst in een gesloten inrichting. De selectiefunctionaris heeft klager hierover gesproken en meegedeeld dat het een te groot
risico is om klager in een (zeer) beperkt beveiligde inrichting te plaatsen. Op dat moment zag de selectiefunctionaris mogelijkheden tot plaatsing in een penitentiair programma. Echter, tijdens de procedure werd van een slachtoffer van het delict
waarvoor klager thans nog in cassatie is, vernomen dat klager zich had begeven in Sprang-Capelle, terwijl dat als bijzondere voorwaarde niet is toegestaan bij verleende vrijheden. Omdat klager zich niet houdt aan de afspraken die gelden bij vrijheden,
is het verzoek om plaatsing in een penitentiair programma afgewezen. Het niet nakomen van afspraken en het overtreden daarvan is onacceptabel voor Justitie en slachtoffers.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 7, derde lid, sub b van de Penitentiaire maatregel kan de selectiefunctionaris in zijn beslissing om een gedetineerde al dan niet in de gelegenheid te stellen om deel te nemen aan het penitentiaire programma betrekken of de
gedetineerde zijn afspraken nakomt.
4.2. Tijdens de procedure voor plaatsing in een penitentiair programma, is de
selectiefunctionaris bekend geworden dat klager tijdens zijn regimair verlof in april 2007 in Sprang-Capelle is geweest, terwijl dat hem bij voorwaarde verboden was. Door klager is die overtreding niet uit eigen initiatief gemeld.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 11 februari 2008
secretaris voorzitter