Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3070/JA en 07/3161/JA, 8 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3070/JA en 07/3161/JA

betreft: [klager] datum: 8 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen twee uitspraken van 12 november 2007 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op klachten van [...], geboren op 30 maart 1990, verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 januari 2008, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord namens de directeur van Teylingereind [...], juridisch medewerker, en [...], hoofd pedagogisch beleid/plaatsvervangend directeur, en
klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de klachten en de uitspraken van de beklagcommissie
De klachten betreffen de kamerplaatsing en een daaropvolgend doseerprogramma.

De beklagcommissie heeft de klachten gegrond verklaard en ten aanzien van de klacht over het doseerprogramma een tegemoetkoming in de vorm van een telefoonkaart toegekend op de gronden als per klacht in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager geeft aan dat het incident waarbij een teamleider is uitgescholden zich op 12 oktober 2007 heeft afgespeeld maar dat moet 9 oktober 2007 zijn. Op 12 oktober 2007 is hem het doseerprogramma opgelegd. Op de schriftelijke mededeling van 9 oktober
2007 staat dat de kamerplaatsing is opgelegd wegens fysieke geweldpleging, maar dat is een kennelijke verschrijving. Men heeft per abuis het verkeerde blokje aangeklikt, waardoor in plaats van verbale geweldpleging een andere omschrijving van de
aanleiding voor de kamerplaatsing op het formulier is komen te staan. Naar aanleiding van het incident en de sfeer op de groep is besloten alle twaalf jeugdigen van klagers leefgroep in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting op grond van
artikel 24, eerste lid onder a, Bjj voor 24 uur op kamer te plaatsen om te onderzoeken wie in welke mate aandeel heeft gehad aan het incident en de gespannen sfeer die op de groep heerste. Bij een dergelijk onderzoek is het van belang iedere jeugdige
afzonderlijk te spreken zonder dat zij elkaar kunnen beïnvloeden. Hierbij was geen sprake van een individuele sanctie, maar van een collectieve ordemaatregel.
Klager heeft blijkens inlichtingen van de gedragswetenschapper wel degelijk een aandeel gehad aan het incident en de gespannen sfeer op de groep. Hij speelt een duidelijke rol bij de escalatie van de onrust voorafgaand aan het incident. Bij onrust op
de
groep gaat hij zich steeds opstandiger gedragen. Er vindt een escalatie plaats in de incidenten waarbij klager in een negatieve spiraal terechtkomt. Hij bemoeit zich met het werk van de groepsleiding waardoor hij dit werk frustreert. Hij zoekt ruzie
met
pupillen en is veelal als intrigant op de groep aanwezig. Enkele voorbeelden van klagers gedrag kort voor het incident zijn dat klager zich tijdens het luchten in de kooi bemoeit met het handelen van een groepsleider en dat klager een time out is
gegeven omdat hij tijdens de recreatie een kussen in de groep heeft gegooid en tegen een groepsgenoot zou hebben gezegd: “je kankermoeder”.
Het opgelegde doseerprogramma staat in beginsel los van de kamerplaatsing. Het opleggen van een doseerprogramma was op individuele gronden bij bepaalde jeugdigen nodig, in het belang van het verblijfsplan, zoals in de Memorie van toelichting van de Bjj
is aangegeven. Zij hebben er dan baat bij om bepaalde perioden niet op de groep te zijn om beter te kunnen functioneren. In klagers geval is besloten hem meer van de groep te halen om de genoemde negatieve spiraal te doorbreken. Daardoor kon verdere
uitvoering van zijn verblijfsplan plaatsvinden en kon hij naar school gaan en met groepsactiviteiten meedoen. Dit heeft een positieve uitwerking op het functioneren van klager gehad.
Elke jeugdige in de inrichting heeft een verblijfsplan. Waar de jeugdigen in groepen verblijven, is er tevens sprake van een groepsbelang.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De kamerplaatsing heeft maar drie kwartier geduurd. Klager heeft eerder een doseerprogramma gehad. Na het kussenincident en de luchtkooikwestie is tegen hem gezegd dat het beter met hem ging en dat hij in een stijgende lijn zat. Door de scheldpartij,
waaraan hij niet heeft deelgenomen, is hij teruggezet in fase 2 van het doseerprogramma. Men heeft niet met hem daarover gesproken en hem niet aangegeven wat er fout was en waarom hij naar fase 2 terugmoest. Men heeft hem alleen de mededeling van de
opgelegde fase 2 gegeven. Hij ziet het doseerprogramma als een straf. Klager ziet niet in waarom dat programma in zijn voordeel zou zijn geweest, omdat hij niet in de groep maar op zijn kamer moest eten en niet aan alle activiteiten kon meedoen. De
uitvoering van zijn verblijfsplan was nog niet eens begonnen. In de inrichting weet men niet waar men mee bezig is.
Hij zit in een opvanggroep waarin jeugdigen individueel worden benaderd en dus niets met de groep te maken hebben.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat naar aanleiding van het scheldincident op 9 oktober 2007 en de onrust op de groep alle jeugdigen van klagers groep, en dus ook klager, in het belang van de orde en
veiligheid in de inrichting bij wijze van ordemaatregel als bedoeld in artikel 24, eerste lid onder a Bjj voor 24 uur op hun kamer zijn geplaatst om uit te zoeken welke jeugdige in welke mate aandeel heeft gehad aan het scheldincident en de onrust op
de
groep.
De beslissing om ook klager in dit kader op zijn kamer te plaatsen moet, gezien de beschreven onrust in de groep en het scheldincident, in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting worden beschouwd en kan, mede gezien de duur daarvan (24
uur), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Overigens heeft de kamerplaatsing volgens klager drie kwartier geduurd.

Verder is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting aannemelijk geworden dat in het belang van klagers verblijfsplan, dus op individuele gronden, aan klager een doseerprogramma is opgelegd, niet zozeer vanwege het scheldincident maar om de
hierboven beschreven negatieve spiraal waarin klager zich bevond te doorbreken. Aldus is sprake van een beslissing tot het beperken van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten ter uitvoering van het hem betreffende behandel- of verblijfsplan,
zoals
bedoeld in artikel 23, derde lid onder b., Bjj. Deze beslissing kan niet worden aangemerkt als een ordemaatregel als bedoeld in artikel 24 of 25 Bjj of als een disciplinaire straf als bedoeld in artikel 55 Bjj.
In het licht van de beschreven feiten en omstandigheden is het aan klager opleggen van het doseerprogramma, dat van 12 oktober 2007 tot 27 oktober 2007 heeft geduurd, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken.

Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie en verklaart beide klachten alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. F.G.A. ten Siethoff en drs. H.P.J. Vos, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven