nummer: 07/3542/GV
betreft: [klager] datum: 6 februari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.J.B. Rijser, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 18 december 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager heeft verlof aangevraagd. De informatie op grond waarvan de bestreden beslissing is genomen is
eenzijdig. Weliswaar is klager in het verleden niet teruggekeerd van een verlofç maar hij heeft inmiddels van zijn fouten geleerd en is bereid en in staat zijn normale detentietraject te voltooien. Hij heeft ook geen enkel belang meer om Nederland te
verlaten. Dat was in het verleden wel het geval.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verlof is afgewezen omdat België om de uitlevering van klager heeft verzocht. Deze zaak is in behandeling bij de rechtbank Amsterdam. Gelet op artikel 4, onder k, van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting, vormt dit een grond het verlof te weigeren. Verder is klager tijdens zijn huidige detentie ontvlucht door niet terug te keren van een regimair verlof.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie te Roosendaal heeft positief geadviseerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 mei 2008.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit de stukken komt naar voren dat ten aanzien van klager een uitleveringsprocedure loopt voor de uitlevering van klager aan België. Gelet op de weigeringsgrond van artikel 4 onder k van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december
1998, nr. 733726/98/DJI), vormt dit gegeven reeds voldoende grond voor afwijzing van klagers verlofaanvraag.
Daarnaast komt uit de stukken naar voren dat klager zich tijdens zijn huidige detentie voor een periode van tweeëneenhalf jaar heeft onttrokken en gedurende die periode in het buitenland verbleef. Deze omstandigheid vormt een forse contra-indicatie
voor
verlofverlening. Gelet hierop is de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep is derhalve ongegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 februari 2008
secretaris voorzitter