Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2819/GA, 4 februari 2008, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2819/GA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de detentieboten Zuid-Holland,

gericht tegen een uitspraak van 11 oktober 2007 van de beklagcommissie bij de Detentieboten Zuid-Holland, locatie Rotterdam, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 januari 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens de directeur van de detentieboten [...], afdelingshoofd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag - voor zover in beroep aan de orde - betreft:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens belediging en bedreiging van een personeelslid;
b. het bij gelegenheid van een visitatie op 19 april 2007 toegepaste geweld.

De beklagcommissie heeft het beklag op genoemde onderdelen gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Het afdelingshoofd heeft in beroep allereerst aangevoerd dat klager niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden in zijn beklag wegens het te laat indienen van zijn beklag. Voorts voert de directeur aan dat er geen verslag is opgemaakt omdat één en
ander is waargenomen door hem zelf, in zijn functie van dienstdoend afdelingshoofd tevens plaatsvervangend directeur. In dat geval kan het opmaken van een verslag achterwege blijven.
Ten aanzien van onderdeel b. wordt opgemerkt dat het interne bijstandsteam (IBT) uit vier personen bestond. Zij hebben geen gebruik gemaakt van de wapenstok of van andere geweldsmiddelen. Klager is alleen uiteindelijk geboeid vervoerd. Er is geen
verslag opgemaakt omdat één en ander wederom gebeurde onder leiding van het dienstdoende afdelingshoofd. Klager weigerde de medewerking aan de visitatie dus is het IBT ingeschakeld. Er kwamen leden van het IBT om hem over te plaatsen naar een andere
cel, teneinde hem te visiteren en de cel te kunnen controleren op eventueel weggestopte spullen. Bij gelegenheid hiervan is de pyjama van klager uitgetrokken. Er is bij de overbrenging gepast geweld gebruikt.

Klager heeft ter zitting – samengevat - aangevoerd dat hij geen visitatie wenste en had aangegeven in beklag te gaan. Daarna kwamen er mensen op zijn cel. Klager heeft daarbij de stem van het afdelingshoofd gehoord. Hij werd tot tweemaal toe hardhandig
aangepakt. Klager had het idee dat hij uitgelachen werd. Uit woede heeft hij de kabel van de camera er uit getrokken.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 61, vijfde lid, Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend
klaagschrift is niettemin ontvankelijk indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. De onder a bedoelde beslissing dateert van 18 april 2007, terwijl het beweerdelijk uitgeoefende geweld op 19 april 2007
heeft plaatsgevonden. Klager heeft eerst op 11 mei 2007 beklag ingesteld. Klager heeft aangegeven niet eerder in beklag te hebben kunnen gaan, omdat hem desgevraagd geen potlood en papier werd verstrekt in de p.i. Vught waarheen hij was overgeplaatst.
De beroepscommissie acht deze stelling, mede gelet op nadien ingewonnen informatie bij de p.i. Vught, niet aannemelijk geworden. Dat de overschrijding van de wettelijke termijn met 14 dagen verontschuldigbaar is, is dus niet aannemelijk.
Klager zal derhalve alsnog niet ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

Opmerking verdient nog het volgende.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat het afdelingshoofd de feiten die klager ten dele overigens niet heeft ontkend, zelf heeft geconstateerd. Gelet op hetgeen is weergegeven in de Geweldsinstructie
penitentiaire inrichtingen, Stcrt 1998, 247, hoeft in een geval als het onderhavige geen melding te worden gemaakt. Dit laat onverlet dat het wenselijk wordt geacht dergelijke situaties op enige wijze op schrift vast te leggen, te meer nu, zoals hier
het geval is geweest, in twee stadia van visitatie en overbrenging sprake is geweest van gepast geweld.
Overigens wordt opgemerkt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat op enig moment sprake is geweest van disproportioneel geweld.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag,

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 4 februari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven