Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2781/GM, 29 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:29-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2781/GM

betreft: [klager] datum: 29 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 9 oktober 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klagers raadsvrouw mr. N.R. Helhof.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Roermond heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klachten, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 17 april 2007, houden in:
a. klager is geen afdoende behandeling geboden;
b. hij is ten onrechte arbeidsgeschikt beoordeeld en
c. ondanks zijn psychische klachten is hij niet bezocht door de inrichtingspsycholoog.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager zijn de klachten als volgt toegelicht.
Klager was angstig en depressief maar zijn klachten werden niet serieus genomen. Hij is niet vaak genoeg bezocht door de psycholoog en hij werd gewoon naar de arbeid gestuurd. De arbeid was geen bezigheidstherapie, maar monotone arbeid. Hij vulde wel
verzoekbriefjes in maar werd niet zo vaak opgeroepen als hij wilde. Dit blijkt uit het medisch dossier en dit is een bewuste keuze geweest van de medische dienst. Dat hij in het PMO is besproken, wil nog niet zeggen dat hij adequaat behandeld is.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft veel aandacht gekregen van de medische dienst. De klachten werden als typerend voor een angst- en paniekstoornis bij persoonlijkheidsproblemen en een verslavingsprobleem in het recente verleden beoordeeld. Getracht is hem te behandelen met
selectieve Seretonine heropnameremmer Citalopram. Er is terughoudend gereageerd met het voorschrijven van benzodiazepinen. Klager leek niet gemotiveerd voor behandeling gelet op het inadequate innamepatroon van Citalopram en later Cymbalta. Klagers
arbeidsgeschiktheid en met name de soort arbeid zijn multidisciplinair besproken. Arbeid als bezigheidstherapie leek beter dan klager achter de deur te laten zitten. Het is niet juist dat klager niet bezocht is door de psycholoog.

3. De beoordeling
a.:
Uit de reactie van de inrichtingsarts en de medische informatie is gebleken dat getracht is om klagers klachten met adequate medicatie te bestrijden. Hij is hier naar het oordeel van de beroepscommissie goed in begeleid. In verband met klagers recente
verslaving is terughoudend gereageerd met het voorschrijven van benzodiazepinen. Voorgeschreven medicatie zoals Citalopram en Cymbalta is vervolgens door klager niet consequent ingenomen. Tegen deze achtergrond kan het handelen door of namens de
inrichtingsarts niet als onzorgvuldig worden aangemerkt. Het beroep zal op dit punt ongegrond worden verklaard.

b.:
Klagers arbeidsgeschiktheid en de soort arbeid dat hij zou kunnen verrichten, zijn besproken in het PMO en beoordeeld dat het beter voor klager zou zijn om arbeid te verrichten dan langdurig ingesloten te zijn in zijn verblijfsruimte. De
beroepscommissie is van oordeel dat door of namens de inrichtingsarts aldoende niet onzorgvuldig is gehandeld. Het beroep zal op dit punt ongegrond worden verklaard.

c.:
Vaststaat dat klager minder gesprekken met de psycholoog zijn geboden dan hij wenste. Zijn verzoeken daartoe zijn echter wel bekeken en besproken in het PMO, maar heeft niet geleid tot een beslissing dat klager frequenter bezocht diende te worden door
de psycholoog. Dat daartoe wel een noodzaak bestond, als door klager gesteld, is niet aannemelijk geworden. Dit handelen door of namens de inrichtingsarts kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden aangemerkt als in strijd met de in
artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal ook op dit punt ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie overweegt ten overvloede dat een betere communicatie over deze aanpak met klager wenselijk was geweest.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 januari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven