nummer: 07/2685/GM
betreft: [klager] datum: 29 januari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.P. Visser, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden, locatie Noord, te Den Haag,
alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 2 oktober 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 december 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord [...], inrichtingsarts bij de p.i. Haaglanden, locatie Noord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsman mr. A.P. Visser heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en het beroep schriftelijk toegelicht.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 9 mei 2007, betreft de weigering om aan klager Tranxène voor te schrijven.
2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd. Voordat klager werd opgenomen in de p.i. Haaglanden had hij Tranxène als medicatie. Dit werd hem al verstrekt vanuit de locatie Alphen aan den Rijn. Na zijn verblijf in de locatie Alphen aan den Rijn was klager
ruim een maand vrij en is hem ook Tranxène verstrekt. Vanaf april 2007 kreeg klager in de p.i. wederom Tranxène. Nadat het medio 2007 is afgebouwd, voelde klager zich niet prettig omdat er veel spanningen waren sinds de afbouw. De situatie kan volgens
klager het beste opgelost worden door hem Tranxène te verschaffen. Niet ingezien wordt waarom hij deze medicatie wel buiten de p.i. en niet binnen de p.i. mag ontvangen. Juiste medicatie is bij klager, die langdurig gestraft is, zeer belangrijk.
De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Volgens het in de p.i. Haaglanden gehanteerde protocol worden alle benzodiazepinen omgezet in een equivalente dosis Tranxène en in tien dagen afgebouwd. Er was geen indicatie voor het gebruik van benzodiazepinen. Nadat klager op 9 mei 2007 een
verzoekbriefje had ingevuld dat hij Tranxène niet wilde afbouwen, is hij op 24 mei 2007 gezien door de inrichtingsarts en is een gesprek met psychiater geregeld, dat vervolgens op 31 mei 2007 heeft plaatsgevonden.
3. De beoordeling
Klager heeft op 9 mei 2007 bezwaar gemaakt tegen de afbouw van het gebruik van Tranxène en verzocht om de psychiater te spreken. Na een consult op 24 mei 2007 van de inrichtingsarts is de afbouw van Tranxène gecontinueerd en vervolgens is klager op 31
mei 2007 gezien door de psychiater. Geen indicatie werd gezien om de verstrekking van Tranxène te hervatten. De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat de afbouw van de aan klager verstrekte benzodiazepinen is geschied in overeenstemming met de
handreiking benzodiazepinen van 2 mei 2002 van de Medisch Adviseur bij het ministerie van Justitie. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden
aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 januari 2008
secretaris voorzitter