Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24260/SGA, 19 november 2021, schorsing
Uitspraakdatum:19-11-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/24260/SGA   

 

Betreft verzoeker

Datum 19 november 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Ter Apel (hierna: de directeur) heeft op 12 november 2021 beslist om verzoeker uit te sluiten van de deelname aan arbeid voor de duur van drie maanden.

Verzoekers raadsvrouw, mr. A.M. van Wingerden, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat hij sinds 4 november 2021 fysieke klachten ondervindt. Om die reden heeft verzoeker zich op 12 november 2021 ziekgemeld. De directeur heeft dit ten onrechte als werkweigering aangemerkt, wat heeft geleid tot de bestreden beslissing. Verder is namens verzoeker aangevoerd dat hij niet verplicht kan worden om te werken, nu met de invoering van de Wet straffen en beschermen (hierna: de Wet SenB) de arbeidsverplichting is komen te vervallen.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker, in tegenstelling tot wat in de schriftelijke mededeling van de beslissing staat, is uitgesloten van deelname aan de arbeid op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Regeling arbeid gedetineerden (hierna: RAG). De directeur voert aan dat de medische dienst heeft aangegeven dat verzoeker niet arbeidsongeschikt is. Verzoeker kan aangepast werk verrichten waarbij hij niet zwaar mag tillen en afwisselend moet kunnen zitten en staan/bewegen. Aan verzoeker zijn bepaalde werkzaamheden aangeboden zoals het vouwen van textiel of schoonmaakwerkzaamheden. Verzoeker heeft het werk een aantal keer gedaan, maar kiest er telkens voor om te stoppen met het werk en wil het aangepaste werk niet uitvoeren. De directeur stelt dat verzoeker structureel onvoldoende inzet toont om deel te nemen aan de arbeid. Om die reden heeft de directeur beslist verzoeker uit te sluiten van deelname aan de arbeid, waarbij verzoeker geen loon ontvangt en tijdens de arbeidsuren in zijn cel wordt ingesloten. De directeur acht de bestreden beslissing niet onredelijk of onbillijk. Daarnaast heeft verzoeker tijdens het hoorgesprek met de directeur aangegeven akkoord te zijn met deze beslissing. 

De voorzitter overweegt als volgt.

In de overgelegde schriftelijke mededeling van de beslissing staat dat de directeur op grond van artikel 51, eerste lid, onder c. van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) een disciplinaire straf aan verzoeker heeft opgelegd. De voorzitter acht dit een onjuiste grondslag, alleen al gelet op het feit dat uitsluiting van deelname aan activiteiten op grond daarvan mogelijk is voor de duur van ten hoogste twee weken. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur in de schriftelijke reactie echter voldoende toegelicht dat bedoeld is om verzoeker van deelname aan de arbeid uit te sluiten op grond van artikel 1a, tweede lid, van de RAG en dat geen sprake is van een disciplinaire straf op grond van artikel 51, eerste lid, onder c. van de Pbw. 

Verder overweegt de voorzitter dat uit de Memorie van Toelichting bij de Wet SenB (Kamerstukken II 2018/2019, 35 122, nr. 3, p. 40, onderdeel K.) naar voren komt dat de arbeidsplicht per 1 juli 2021 is komen te vervallen, maar dat het verrichten van arbeid in beginsel aan iedere gedetineerde wordt aangeboden. Het personeel zal gedetineerden motiverend bejegenen om gedetineerden de voordelen van deelname aan de arbeid te doen laten inzien. Gedetineerden die wel in staat, maar niet bereid zijn om zich in te zetten en een prestatie te leveren (ongemotiveerde gedetineerden), kunnen uitgesloten worden van de arbeid. De directeur dient deze beslissing niet lichtvaardig te nemen. Het voorgaande volgt eveneens uit de nota van toelichting bij de wijziging van de RAG (Stcrt. 2021, 28357).

Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker niet arbeidsongeschikt is verklaard en dat hij volgens de medische dienst aangepast werk kan doen. Verzoeker krijgt ook aangepast werk aangeboden. Verzoeker is echter herhaaldelijk voortijdig gestopt met werken. Deze situatie speelt, zo begrijpt de voorzitter, sinds september 2021 en er is herhaaldelijk met verzoeker over gesproken. Deze voorgeschiedenis heeft de directeur doen besluiten om verzoeker uit te sluiten van deelname aan de arbeid voor de duur van drie maanden. Tijdens het hoorgesprek met de directeur heeft verzoeker aangegeven akkoord te zijn met de beslissing van de directeur. Volgens verzoeker is dit op dit moment de beste oplossing voor hem, zo staat in de schriftelijke beslissing opgenomen. Dit wordt namens verzoeker niet weersproken.

Gelet op al het voorgaande kan de beslissing van de directeur tot uitsluiting van verzoeker van deelname aan de arbeid voor de duur van drie maanden, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 19 november 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven