Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3028/GB, 28 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3028/GB

Betreft: [klager] datum: 28 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 oktober 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Grave niet-ontvankelijk verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 augustus 2006 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam. Op 5 oktober 2007 is hij geplaatst in de gevangenis Grave, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het volgende aangevoerd, voor zover in beroep van belang.
Er is sprake van onzorgvuldigheid, omdat niet is aangeduid op welk bezwaarschrift de beslissing betrekking heeft. Ook is er sprake van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur omdat het b.s.d. heeft verzuimd een ontvangstbevestiging
te zenden en op het bezwaarschrift is beslist door dezelfde persoon die de bestreden plaatsingbeslissing heeft genomen.
Voorts ontbreken verslagen van het intakegesprek, het intake-overleg en van het overleg tussen de selectiefunctionaris en De Rooyse Wissel. De selectiefunctionaris doet mogelijk een poging tot manipulatie van de procesgang door het achterhouden van
stukken. De selectiefunctionaris gaat niet inhoudelijk in op de gronden van bezwaar en beroep en schetst een te positief beeld van de preklinische behandeling. De preklinische behandeling vindt plaats in een daarvoor niet geschikte omgeving. Er is geen
behandeling maar hooguit een eerste aanzet tot diagnose. Tevens beperkt de selectiefunctionaris zich tot twee stukken (een brief van het hoofd ITZ en de beslissing van de Minister van Justitie), welke ieder afzonderlijk het onderwerp zijn van een
separate procedure, te weten 07/2084/OO en 07/2345/TB. Klager is ontslagen van alle rechtsvervolging en had na de uitspraak van de rechtbank Rotterdam in vrijheid gesteld moeten worden. Klagers gevangenhouding is wederrechtelijk. De preklinische
behandeling is een lapmiddel. De nu reeds ondergane gevangenisstraf benadert de maximale gevangenisstraf, die voor artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht kan worden opgelegd. Volgens de selectiefunctionaris is klagers beroep niet-ontvankelijk dan
wel ongegrond. Klager zou volgens de selectiefunctionaris beroep hebben moeten aantekenen tegen de deelname aan de preklinische behandeling. Dit is vreemd omdat de preklinische behandeling zelf geen wettelijke grondslag heeft en de bestreden beslissing
onvoldoende gemotiveerd is. In het kader van rechtsherstel en rechtsbescherming wil klager een financiële tegemoetkoming ontvangen van € 100,= per week met ingang van 6 oktober 2007. De huidige situatie is onvoldoende doelmatig en buiten proportie en
moet op een zo kort mogelijke termijn gekeerd worden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is een tbs-maatregel opgelegd. Kort na zijn binnenkomst op de Landelijke afzonderingsafdeling De Schie is klager op de BZA geplaatst omdat hij een persoonlijkheidsstoornis heeft en zich niet kan handhaven op een reguliere afdeling binnen de
inrichting. De directie van de Landelijke afzonderingsafdeling De Schie heeft verzocht om klager over te plaatsen naar de gevangenis Grave voor een preklinische behandeling opdat klagers behandeling in het forensisch psychiatrisch instituut De Rooyse
Wissel te Venray aanmerkelijk verkort wordt.
De selectieprocedure is als volgt. Er wordt tot selectie overgegaan nadat De Rooyse Wissel akkoord is met de plaatsing van de tbs-gestelde op de wachtlijst door ITZ. In principe nemen alle patiënten van de wachtlijst van De Rooyse Wissel die als
hoofddiagnose een persoonlijkheidsstoornis hebben deel aan de preklinische behandeling. Alleen tbs-gestelden die langer dan zes maanden wachten op opname in De Rooyse Wissel komen in aanmerking voor preklinische behandeling. Aan de hand van het dossier
en het intakegesprek wordt gescreend of er sprake is van een contra-indicatie voor preklinische behandeling. Er vindt een intake-overleg plaats met de betrokken partijen van De Rooyse Wissel en de gevangenis Grave, waarin besloten wordt over deelname
aan preklinische behandeling. Nadat het besluit tot deelname genomen is, heeft De Rooyse Wissel nauw overleg met de selectiefunctionaris over de plaatsing van de betrokkene.
Klager is op 2 oktober 2007 geselecteerd voor het huis van bewaring (h.v.b.) Grave. De selectiefunctionaris verkeerde in de veronderstelling dat de preklinische behandeling in het h.v.b.-gedeelte zou plaatsvinden, echter de preklinische behandeling
vindt plaats in het gevangenisgedeelte. Om die reden is een tweede beschikking uitgegaan met de mededeling dat klager geplaatst zou worden in het gevangenisgedeelte. Klager heeft vanwege de plaatsing in de gevangenis bezwaar aangetekend en niet vanwege
de preklinische behandeling.

4. De beoordeling
4.1. De selectiefunctionaris heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaarschrift. De beroepscommissie kan de selectiefunctionaris in de aangevoerde redenen voor de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar niet volgen. De beroepscommissie
zal
om proceseconomische redenen de zaak niet terugwijzen naar de selectiefunctionaris om het bezwaarschrift alsnog inhoudelijk te beoordelen, maar de zaak afdoen.

4.2. In zijn beroepschrift maakt klager bezwaar tegen de omstandigheid dat hij niet binnen redelijke termijn in De Rooyse Wissel kan worden geplaatst. In de uitspraak met nummer 07/2345/TB van 20 december 2007 heeft de beroepscommissie als bedoeld
in
artikel 69 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden dit bezwaar beoordeeld en in een schrijven van 6 september 2007 van het hoofd afdeling rechtspraak van de Raad is klager uitgelegd wanneer hij beroep tegen de duur van de passantentermijn
kan
indienen. Dit bezwaar is in de onderhavige procedure niet aan de orde.

4.3. Klagers beroep ziet met name op het feit dat hij in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting in een gevangenis is geplaatst terwijl de rechtbank hem ontslagen heeft van alle rechtsvervolging. Klager is van mening dat hij in vrijheid de
plaatsing in een tbs-inrichting had mogen afwachten.

4.4. In artikel 9, tweede lid aanhef en onder f, Pbw is bepaald dat de huizen van bewaring bestemd zijn voor de opneming van ter beschikking gestelden ten aanzien van wie een bevel tot verpleging van overheidswege als bedoeld in de artikelen 37b of
38c van het Wetboek van Strafrecht is gegeven voor zolang opname in de voor hen bestemde plaats niet mogelijk is.
Uit de memorie van toelichting paragraaf 9 ‘hoofdlijnen van het differentiatiestelsel’ onder d ‘huis van bewaring of gevangenis’ (Kamerstukken II, 1994/95, 24 263 nr. 3) volgt dat het huis van bewaring een vangnetfunctie heeft en bestemd is voor allen
die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd en voor wie geen andere plek beschikbaar is. Deze personen worden veelal passanten genoemd.
Klager die onherroepelijk is veroordeeld tot tbs met dwangverpleging, is als passant in afwachting van plaatsing in een tbs-kliniek rechtmatig van zijn vrijheid beroofd.
Weliswaar zijn de huizen van bewaring aangewezen voor de opvang van tbs-passanten, maar nu de preklinische behandeling van klager alleen in de gevangenis Grave kan plaatsvinden, is de plaatsing van klager aldaar gerechtvaardigd te achten. De beslissing
van de selectiefunctionaris kan bij afweging van de relevante feiten en omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat het regime in de gevangenis meer ruimte geeft dan dat in een huis van bewaring, niet onredelijk of onbillijk worden geacht. Het
beroep
is derhalve ongegrond.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en handhaaft de beslissing van de selectiefunctionaris tot plaatsing van klager in de gevangenis Grave.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 januari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven