Nummer: 07/2221/SGA
Betreft: [klager] datum: 28 augustus 2007
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Huis van bewaring (h.v.b.) De Karelskamp te Almelo.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld h.v.b. d.d. 16 augustus 2007, voor zover deze beslissing inhoudt de oplegging van een
voorwaardelijke straf van vijf dagen afzondering in een afzonderingscel, met de bepaling dat deze straf terstond ten uitvoer zal worden gelegd wanneer verzoeker wederom wordt gerapporteerd wegens het roddelen over en het uitschelden van het personeel
of
verstoring van de orde en de veiligheid in de inrichting.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 16 augustus 2007 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 27 augustus 2007.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval,
De straffen die kunnen worden opgelegd staan limitatief opgesomd in artikel 51, eerste lid van de Pbw en de door de directeur opgelegde voorwaardelijke straf van “afzondering in de afzonderingscel” behoort niet tot deze straffen. Naar het voorlopig
oordeel van de voorzitter moet deze straf worden aangemerkt als een ordemaatregel. Anders dan bij disciplinaire straffen, ten aanzien waarvan in artikel 53, eerste lid van de Pbw, is bepaald dat deze geheel of ten dele voorwaardelijk kunnen worden
opgelegd, voorziet de Pbw niet in de mogelijkheid om ordemaatregelen voorwaardelijk op te leggen. De door de directeur genomen beslissing is derhalve in zoverre in strijd met de wet.
Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden toegewezen.
De voorzitter overweegt hierbij nog het volgende. Het verzoek zou ook voor toewijzing in aanmerking zijn gekomen indien de door de directeur opgelegde ordemaatregel zou zijn opgevat als een disciplinaire straf nu die beslissing in zoverre ook dan in
strijd met een wettelijk voorschrift zou zijn geweest. Immers, uit artikel 53, eerste lid van de Pbw volgt dat indien een straf geheel of ten dele voorwaardelijk wordt opgelegd, de proeftijd ten hoogste drie maanden bedraagt. Van een proeftijd is hier
echter geen sprake.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur voor zover deze beslissing betrekking heeft op de voorwaardelijk opgelegde ordemaatregel.
Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 28 augustus 2007.
secretaris voorzitter