nummer: 07/2163/GV
betreft: [klager] datum: 20 september 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.S. Kort, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 augustus 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers vader is op 28 januari 2007 overleden. Ondanks meerdere bezoeken aan zijn vader voorafgaand aan diens overlijden en het bezoek aan de aula na het overlijden heeft klager veel moeite met het
verwerken van het verlies. Hij heeft in verband hiermee regelmatig contact met een psycholoog van de inrichting. De psycholoog acht het in het kader van de rouwverwerking aan te bevelen dat klager in de gelegenheid wordt gesteld het graf van zijn vader
te bezoeken. Klager hoopt zo de dood van zijn vader een plek te geven.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is voorafgaand aan het overlijden van zijn vader driemaal in de gelegenheid gesteld onder begeleiding een bezoek te brengen aan zijn vader. Na diens overlijden op 28 januari 2007 heeft klager op 1 februari 2007 onder begeleiding een
afscheidsbezoek gebracht aan zijn vader die lag opgebaard in een uitvaartcentrum. In de laatste 18 maanden van zijn detentie komt klager, indien er geen contra-indicaties zijn, in aanmerking voor detentiefasering en kan hij tijdens een regimair verlof
het graf van zijn vader bezoeken.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Norgerhaven heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ‘s-Gravenhage heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van incidenteel verlof.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek, wegens doodslag. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 14 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 juli 2009. Aansluitend dient hij
eventueel subsidiaire hechtenis van 47 dagen te ondergaan.
In artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) is bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de
gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Hoewel de beroepscommissie klagers wens voor het rouwbezoek aan het graf van zijn vader begrijpt, is de noodzaak hiervoor onvoldoende aannemelijk gemaakt. Hierbij is in aanmerking genomen dat
klager zijn vader voorafgaand aan diens overlijden driemaal heeft bezocht en tevens een afscheidsbezoek heeft gebracht in het uitvaartcentrum.
Dat klager zo lijdt onder het overlijden van zijn vader dat het op therapeutische gronden noodzakelijk zou zijn hem in de gelegenheid te stellen het graf van zijn vader te bezoeken is niet met gedegen medische stukken onderbouwd. De enkele mededeling
van de inrichtingspsycholoog dat een bezoek wenselijk zou zijn is gegeven de omstandigheden niet toereikend. Gelet op het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de afwijzende beslissing van de Minister op klagers verzoek om
incidenteel verlof niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.Lispet, secretaris, op 20 september 2007
secretaris voorzitter