nummer: 07/2588/GA
betreft: [klager] datum: 21 januari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klaagster,
gericht tegen een uitspraak van 24 september 2007 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring/ISD voor vrouwen (h.v.b./ISD voor vrouwen) Zwolle,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2007, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is klaagster gehoord.
De directeur van het h.v.b./ISD voor vrouwen Zwolle is niet verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van uitsluiting van activiteiten, door klaagster tijdelijk in te sluiten in haar eigen verblijfsruimte;
b. een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens het uitschelden van personeel op de arbeidszaal, het kapot gooien van servies en het bonken op de deur van de verblijfsruimte.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klaagster en de directeur
Klaagster heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagster is op 2 mei 2007 in het h.v.b./ISD voor vrouwen Zwolle geplaatst. Zij vond het niet prettig toen zijn kortdurend in afzondering werd geplaatst op 16 juli 2007. Zij heeft geen verklaring waarom zijn in afzondering moest worden geplaatst.
Het voorval op de arbeid gebeurde als reactie op provocaties van een medegedetineerde van klaagster. Zij heeft dat toen ook gemeld aan de medewerker van de arbeid. Die deed daar niets mee. Daarom heeft klaagster die medewerker toen uitgescholden. Haar
werd vervolgens verslag aangezegd en toen heeft de directeur de disciplinaire straf opgelegd. Inmiddels gaat het overigens veel beter met klaagster.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt ten aanzien van onderdeel a van het beklag vast dat klaagster kennelijk met toepassing van het bepaalde in artikel 24, vierde lid, van de Pbw, kortstondig in afzondering is geplaatst door het dienstdoende personeel. Hoewel de
wet een dergelijke afzonderingsmaatregel - ook wel genaamd het ‘bewaardersarrest’ - toestaat, verbindt eerdergenoemd artikel 24, vierde lid, van de Pbw, daaraan een aantal voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat de directeur van de toepassing van
dat bewaardersarrest onverwijld op de hoogte wordt gesteld. Uit hetgeen door de directeur tegenover de beklagcommissie naar voren is gebracht, wordt niet aannemelijk dat de directeur onverwijld op de hoogte is gesteld. Weliswaar is het dienstdoende
afdelingshoofd door het personeel op de hoogte gesteld, maar dit geschiedde pas na vragen van klaagster. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat bij de oplegging van het hiervoor genoemde bewaardersarrest niet is voldaan aan de formele vereisten die
daarvoor gelden. Dat maakt dat het beklag in zoverre, wegens strijd met een wettelijk voorschrift, gegrond dient te worden verklaard.
Nu de beslissing om klaagster tijdelijk af te zonderen inhoudelijk gezien is genomen op gronden die deze, als aan alle formaliteiten was voldaan, hadden kunnen dragen, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor de toekenning van een
tegemoetkoming.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag geldt dat hetgeen in beroep is aangevoerd
- voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard ten aanzien van dit onderdeel van het beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit onderdeel van het beklag alsnog gegrond.
Zij verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel b van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. R. Weenink en J.L. Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 januari 2008
secretaris voorzitter