Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3388/GV, 14 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3388/GV

betreft: [klager] datum: 14 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 november 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft begrepen dat zijn verzoek is afgewezen, omdat niet zou kunnen worden ingestaan voor zijn
veiligheid, indien hij zou verblijven in de woonplaats van zijn ouders. Hoewel klager die vrees begrijpt, geldt dat hij voorafgaand aan zijn detentie tijdens de onderzoeksperiode ook langere tijd bij zijn ouders heeft doorgebracht. Klager noch zijn
ouders zijn in die tijd lastiggevallen. Klager wil graag met verlof teneinde zich voor te kunnen bereiden op zijn terugkeer in de samenleving. Zijn detentie zal eindigen op 8 augustus 2008. Klagers ouders zijn bereid hem tijdens dat verlof op te vangen
en klager is bereid zich te houden aan alle voorwaarden die aan een dergelijk verlof worden verbonden. Klager heeft enkele dagen gewacht met het indienen van het beroep omdat hij één en ander eerst wilde overleggen met zijn ouders.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen op grond van de informatie van het openbaar ministerie en de politie. Met name het feit dat klager mogelijk gevaar loopt van derden, indien hij het verlof in zijn woonplaats zou doorbrengen, heeft daarbij
zwaar gewogen. Daarnaast is de selectiefunctionaris van mening dat door het verlenen van verlof teveel maatschappelijke onrust kan ontstaan in klagers woonplaats. Indien klager een ander verlofadres zou kiezen, zou er aanleiding kunnen bestaan voor een
verlening van verlof, omdat dan de vrees voor ongewenste confrontaties van de omgeving wordt weggenomen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Daarbij geeft hij aan dat het wenselijk is dat klager wordt gehaald en gebracht door zijn ouders. Ook dienen er dan nadere voorwaarden te worden
gesteld en afspraken te worden gemaakt met betrekking tot de exacte invulling van het verlof.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Leeuwarden heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van een eventueel verlof. Klager is in februari 2007 veroordeeld tot een langere gevangenisstraf en daarnaast verwacht de officier
van justitie dat er maatschappelijke onrust zal ontstaan, indien klager het verlof doorbrengt in zijn woonplaats.
De politie Fryslan, team [...], heeft aangegeven dat, indien aan klager verlof wordt verleend, er een restrictie aan dat verlof dient te worden verbonden in die zin dat klager zich enkel in en om de woning van zijn ouders zal mogen bewegen. Reden
daarvoor zijn de emoties die zich hebben voorgedaan naar aanleiding van het door klager gepleegde strafbare feit.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar, wegens zware mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 augustus 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris en de adviezen van de directeur van de gevangenis Veenhuizen, het openbaar ministerie en de politie, komt naar voren dat het aannemelijk is dat, indien klager een te verlenen verlof zou doorbrengen in de
woonplaats van zijn ouders – zijnde de plaats waar het door klager begane strafbare feit is gepleegd –, een eventueel verlof vooralsnog maatschappelijke onrust teweeg zou brengen in de plaats waar hij het verlof wenst door te brengen en mogelijk gevaar
kan opleveren voor klager en zijn ouders. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden vooralsnog een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de op zich positieve adviezen, een afwijzing van klagers
verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder h, i en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk.

De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat, indien klager een ander verlofadres zou hebben en er voorwaarden met betrekking tot de bewegingsvrijheid aan een verlof zouden worden verbonden, een volgend verzoek om algemeen verlof niet zonder meer
behoeft te leiden tot een afwijzing daarvan.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 14 januari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven