Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3534/GV, 14 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3534/GV

betreft: [klager] datum: 14 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 december 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de op 14 december 2007 ten aanzien van klager verleende toestemming voor algemeen verlof ingetrokken.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat de verleende toestemming voor het bedoelde tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is ingetrokken. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager was het niet eens met zijn plaatsing in een beperkt beveiligde
inrichting
(b.b.i.) en heeft uit woede een medewerker van het BSD enkele ‘namen genoemd’. Klager verwachtte een plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Klager wil niet weglopen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Nadat aan klager algemeen verlof is verleend gaf hij aan misbruik te zullen maken van deze vrijheden. Verder gaf hij aan na plaatsing in een b.b.i. direct de benen te zullen nemen en
niet zou terugkeren. Gelet op deze uitlatingen is het niet verstandig klager verlof toe te kennen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 april 2008.

Het beroep richt zich tegen de intrekking van het algemeen verlof dat op 14 december 2007 aan klager was verleend. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen. Het op 14 december 2007 toegekende algemene verlof betrof klagers eerste
verlofaanvraag.

Uit de stukken, met name het rapport van 19 december 2007 van een medewerker van het BSD, komt naar voren dat klager heeft aangegeven te zullen ontvluchten zodra hij in een b.b.i. wordt geplaatst. Ook heeft klager bedreigingen geuit aan het adres van
de
betreffende medewerker van het BSD. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze de intrekking van klagers toegekend verlof rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van
de
Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op artikel 18 en artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 14 januari 2008

secretaris voorzitter

Naar boven