nummer: 07/2452/GA
betreft: [klager] datum: 4 januari 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 9 augustus 2007 van de beklagcommissie bij de gevangenis Lelystad,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 11 oktober 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Noord te Hoogeveen is gehoord [...], unit-directeur bij de locatie Lelystad. Van dit verhoor is verslag opgemaakt dat naar partijen is gestuurd.
Klager en zijn raadsman mr. G.J. van Oosten zijn niet ter zitting verschenen omdat voorafgaand aan de zitting een verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroepschrift is gehonoreerd.
Ter zitting van de beroepscommissie van 13 november 2007 gehouden in de p.i. Noord te Hoogeveen is gehoord mr. J.M. Keizer, waarnemend voor mr. van Oosten. Klager en de directeur hebben schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het stelselmatig visiteren na afloop van bezoek van de advocaat.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar de aan de beklagcommissie overgelegde pleitnota. Er wordt nadrukkelijk niet gevraagd om een algeheel verbod op visitaties. Klager acht de visitaties na afloop van regulier bezoek begrijpelijk. Het gaat specifiek om de visitaties na
afloop van het bezoek van de advocaat. De visitaties worden door klager als zeer vernederend ervaren en zijn in strijd met artikel 3 EVRM. Getoetst dient te worden of de visitaties noodzakelijk zijn met het oog op de orde en veiligheid. De
beklagcommissie heeft geoordeeld dat een belangenafweging door de directeur heeft plaatsgevonden en dat deze belangenafweging, die tot een 100% visitatie heeft geleid, niet onredelijk of onbillijk is te noemen. De visitaties staan volgens klager in
geen
relatie tot het preventieve beleid dat de directeur voorstaat. Het is nog nooit gebeurd dat er drugs zijn aangetroffen na het bezoek van een advocaat. Deze omstandigheden zijn door de beklagcommissie niet meegewogen en daarom dient de uitspraak te
worden vernietigd.
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht zoals is opgenomen in het verslag van horen aangehecht aan deze uitspraak.
3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde onder meer voorafgaand aan of na afloop van bezoek aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.
In de locatie Lelystad geldt het beleid dat er na een bezoek altijd wordt gevisiteerd.
De reden hiervoor is dat de inrichting de invoer van contrabande wil voorkomen. De directeur ziet geen aanleiding om voor ambtelijk bezoek een uitzondering te maken op het visitatiebeleid.
De beroepscommissie is van oordeel dat de stelselmatige visitatie na het bezoek van de advocaat een onevenredig zware belasting voor klager vormt ten opzichte van het doel dat de directeur voor ogen staat, namelijk voorkoming van invoer van
contrabande.
Zij neemt hierbij in overweging de bijzondere, bij wet geregelde positie die de advocaat inneemt, alsmede het feit dat in de inrichting nog nooit contrabande is aangetroffen na advocatenbezoek. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De
beroepscommissie is van oordeel dat klager met de gegrondverklaring voldoende wordt tegemoetgekomen en ziet geen aanleiding voor het toekennen van een geldelijke tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 4 januari 2008
secretaris voorzitter