Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2827/GA en 07/2850/GA, 2 januari 2008, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 07/2827/GA en 07/2850/GA

betreft: [klager] datum: 2 januari 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...] (07/2827/GA), verder te noemen klager,

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam (07/2850/GA),

gericht tegen een uitspraak van 15 oktober 2007 van de beklagcommissie bij het h.v.b./ISD Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens de directie [...]afdelingshoofd bij voormeld h.v.b./ISD.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft:
a. klager is geen extra bezoek toegekend;
b. klager heeft zijn advocaat niet mogen bellen;
c. klager wordt door één specifieke piw-er steeds benadeeld.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van de onderdelen a. en b. en gegrond verklaard ten aanzien van onderdeel c. met toekenning ven een tegemoetkoming van € 25,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt -zakelijk weergegeven- als volgt toegelicht.
Ad a. Klager wilde een extra bezoek van zijn neef aanvragen. De eerste keer werd het zonder opgaaf van redenen geweigerd. De dienstdoende p.i.w.-er gaf wel aan dat hij geen tijd had een en ander in het systeem te verwerken. De tweede keer werd het hem
wederom geweigerd. De derde keer, toen klager er, bij een andere p.i.w.-er om vroeg, werd het wel gehonoreerd. Aan andere gedetineerden worden ook dergelijke bezoeken toegekend. Het personeel dient wel op dezelfde wijze hiermee om te gaan. Klager
voert
aan dat hij de willekeur onjuist vindt.
Ad b. In dit geval was sprake van een zelfde situatie als met betrekking tot de aanvraag extra bezoek. Om 14.00 uur vroeg klager zijn advocaat te mogen bellen. Het antwoord was nee. Een uur later vroeg klager het aan een ander, en toen mocht het wel.
Op
het moment dat klager wilde gaan bellen, zag de p.i.w.-er, die het hem in eerste instantie geweigerd had, dit en werd het hem alsnog niet toegestaan te bellen. Pas een dag later mocht klager, nadat zijn raadsman hem had gebeld, zijn advocaat bellen.
Ad c. Nadat klager in beklag was gegaan kwam het afdelingshoofd naar hem toe met de vraag waarom hij in beklag was gegaan en niet eerst met haar had overlegd. Klager had in eerste instantie een brief gestuurd, maar daarop geen reactie gekregen. Daarop
is hij in beklag gegaan. Hij is niet met het afdelingshoofd en de betreffende p.i.w.-er in gesprek geweest.

Het afdelingshoofd heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ad a. Extra bezoek kan alleen worden toegekend aan eerste en tweede graads familieleden. Een neef valt daar niet onder. Desondanks is het klager wel toegekend. Inmiddels zijn de regels omtrent het aanvragen van extra bezoek vastgelegd en bekend
gemaakt.
Ad b. Klager speelt personeelsleden tegen elkaar uit. Als hij een nee krijgt, probeert hij het bij een ander. Het personeel moet uiteraard op één lijn zitten, dit is inmiddels ook in het team besproken. Klager heeft overigens dezelfde dag nog met zijn
advocaat gebeld.
Ad c. Het afdelingshoofd geeft aan dat klager is medegedeeld contact op te nemen met het afdelingshoofd, dit heeft hij niet gedaan. De beklagcommissie verwijt het afdelingshoofd nu dat ze zelf klager en de p.i.w.-er niet bij elkaar heeft geroepen
teneinde de kwestie te bespreken. Zij heeft met klager echter verschillende malen een gesprek proberen te voeren, hij bleef echter de schuld geven aan de betreffende p.i.w.-er. Zij kon er derhalve niet veel mee. Omdat sprake was van een verstoorde
verhouding, is klager uiteindelijk op een andere afdeling geplaatst. Het bevreemdt het afdelingshoofd dat het beklag van klager gegrond is verklaard, terwijl in een vergelijkbare zaak een klager eerder niet-ontvankelijk was verklaard in zijn beklag.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeel a. is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 39, vierde lid juncto artikel 37, eerste lid onder i, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld telefonisch contact te hebben met diens
rechtsbijstandverlener, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. In de eerste plaats merkt de beroepscommissie op dat het niet toelaatbaar is dat binnen een inrichting verschillende personeelsleden op verschillende wijze met de geldende
regels omgaan. In het onderhavige geval is op enig moment aan klager toegestaan zijn raadsman te bellen, desondanks werd het hem op een later moment geweigerd. Klager heeft aangegeven dat het hem diezelfde dag niet is toegestaan en dat hij pas een dag
later, nadat hij door zijn raadsman gebeld was, heeft mogen bellen. Tegenover de gedetailleerde verklaring van klager staat de enkele mededeling van de inrichting dat hij wel contact met zijn raadsman heeft gehad op de bewuste dag. De beroepscommissie
acht voldoende aannemelijk dat klager niet serieus de mogelijkheid heeft gekregen om zijn raadsman te bellen op de dag dat hij aangaf daar behoefte aan te hebben. Daarmee is gehandeld in strijd met voornoemd artikel 39 van de Pbw. Het beroep zal
derhalve gegrond worden verklaard. Nu niet is gesteld of gebleken dat klager door het feit dat hij een dag later met zijn advocaat heeft gebeld op enige wijze in zijn belangen is geschaad, bestaat geen aanleiding voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

Ten aanzien van onderdeel c. wordt het volgende overwogen.
De bejegening van klager door één personeelslid kan weliswaar als willekeurig worden aangemerkt, doch is geen beslissing van de directeur waartegen beklag op grond van artikel 60, eerste lid, Pbw mogelijk is. De uitspraak van de beklagrechter kan
daarom
niet in stand blijven en klager moet alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b. gegrond, vernietigt dienaangaande de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel c. en verklaart klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 2 januari 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven