Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2605/GM, 20 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2605/GM

betreft: [klager] datum: 20 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring (h.v.b.) / ISD voor vrouwen Zwolle,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 6 september 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 5 november 2007 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Hoewel voor klaagsters vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft zij daarvan geen gebruik gemaakt.
De inrichtingsarts verbonden aan het h.v.b./ISD voor vrouwen Zwolle is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 29 mei 2007, betreft het feit dat de medische dienst van het h.v.b./ISD voor vrouwen Zwolle geen behandelplan voor klaagster heeft.

2. De standpunten van klaagster en de inrichtingsarts
Klaagster heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Zij zou een behandeladvies moeten ondertekenen zonder dat zij enige medische informatie daaromtrent zou hebben ontvangen.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, wegens het ontbreken van de medische gegevens na klaagsters overplaatsing niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het opstellen en schriftelijk vastleggen van een behandelplan in een geval als het onderhavige niet wettelijk of anderszins is voorgeschreven. Daarbij komt dat klaagster niet ter zitting is verschenen teneinde nader
toe te lichten waarom in haar geval van vorenstaande zou moeten worden afgeweken.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven