nummer: 07/1474/TA
betreft: [klager] datum: 20 december 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van Forensisch Psychiatrisch Centrum Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 30 mei 2007 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 20 september 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. E. van der Meer, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], directie
secretaris en [...], juridisch medewerker bij voormelde inrichting.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de maatregel van afdelingsarrestvan 4 maart 2007, alsmede de terugplaatsing in de FPC Oldenkotte op 4 maart 2007.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De klacht van klaagster richt zich tegen het feit dat, naar aanleiding van het incident van 4 maart 2007, haar transmuraal verlof is ingetrokken.
Naast het feit dat klaagster ook voor het incident reden tot zorg gaf, is zij op 5 maart 2007 – naar aanleiding van een ernstig schietincident met dodelijke afloop in Enschede waar haar vriend bij betrokken was – op dringend verzoek van de politie van
Enschede voor haar eigen veiligheid overgebracht naar FPC Oldenkotte in Rekken.
Later is in gesprekken gebleken dat klaagster geweten heeft dat haar vriend een pistool in zijn bezit had. Zij heeft dit feit verzwegen. Dit is in strijd met de openheid die een tbs-gesteld moet betrachten in het kader van verlof. Volgens klaagster
heeft zij haar vriend op het bezit van dit pistool aangesproken. Zij zegt later geen pistool meer te hebben aangetroffen toen zij zijn huis doorzocht.
Klaagster is al enige tijd met haar vriend in relatietherapie. De inrichting was van mening dat de relatie niet goed verliep.
Vlak voor het genoemde incident heeft klaagster een gesprek gehad met de psychiater. Er is toen gesproken over een eventuele herselectie, longstayplaatsing en terugplaatsing naar de inrichting. Een longstayplaatsing was echter nog geen optie. Klaagster
heeft toen zelf gekozen voor een traject van herselectie.
Klaagster is vanaf januari 2007 zelfstandig gaan wonen. Er zijn eerder enige strubbelingen in de behandeling van klaagster geweest. Zo brak klaagster therapiesessies af. Het is van belang dat de relatietherapie slaagt en dat zij openheid van zaken
geeft.
Volgens informatie van de politie is resocialisatie van klaagster in deze regio niet veilig. Het politieonderzoek is echter nog niet afgerond.
Intrekking van klaagsters transmuraal verlof ingevolge artikel 50, derde lid, Bvt was noodzakelijk, gezien haar indirecte betrokkenheid bij het incident, haar verregaande mate van therapieresistentie, haar vijandigheid en de risicofactoren, in
combinatie met het dringend verzoek van de politie Enschede.
Door en namens klaagster is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klaagster was van plan om met haar vriend te gaan samenwonen, maar dat mocht niet van de inrichting. De relatietherapie werd begeleid door een personeelslid. Klaagster had communicatieproblemen met haar vriend. Klaagster wist dat haar vriend een wapen
had. Zij is daar toen erg van geschrokken. Zij wilde niet dat hij een wapen had en heeft dat tegen hem gezegd. Enige tijd later heeft zij zijn huis doorzocht en het wapen was er niet meer. Als klaagster dit had gemeld aan de inrichting zou ze in
Oldenkotte worden teruggeplaatst. Klaagster wilde dit probleem buiten de inrichting om oplossen. Klaagster wil niet behandeld worden als vriendin van de dader. Klaagster was op dat moment ook zwanger.
Klaagster verblijft nog steeds in Oldenkotte. Zij heeft maandenlang op werk moeten wachten.
Namens klaagster wordt aangevoerd dat de beslissing van 4 maart 2007 niet duidelijk is. De raadsman is het eens met het oordeel van de beklagcommissie dat deze kennisgeving maatregel ook te lezen is als de intrekking van klaagsters verlof. Klaagster
heeft wel actie ondernomen na de vondst van het pistool. Zij staat volledig buiten het incident. De raadsman legt de wettelijke aantekeningen over van de periode 31 mei 2005-19 februari 2007. Daaruit blijkt dat het verlof niet slecht is verlopen. De
inrichting heeft onvoldoende onderbouwing gegeven voor de intrekking van het verlof. De informatie van de politie is niet inzichtelijk. Resocialisatie kan bijvoorbeeld ook in Deventer geschieden.
Op de laatste verlengingszitting is door de inrichting gesproken over het opnieuw opstarten van de resocialisatie en de herplaatsing van klaagster in een andere inrichting.
3. De beoordeling
Vaststaat dat verzoekster aanvankelijk op 6 maart 2007 bij vergissing een beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest in plaats van het intrekken van verlof is uitgereikt in verband met en als gevolg van een door een medepatiënt van Oldenkotte, op
4
maart 2007 gepleegd delict. Met deze medepatiënt heeft klaagster al langere tijd een relatie.
Klaagster kon niet worden gehoord voor de uitvoering van de maatregel, omdat daar geen tijd meer voor was. Klaagster is nadien gehoord op 5 maart 2007.
Op grond van artikel 53, vierde lid onder a, Bvt kan het horen van betrokkene achterwege blijven, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet. De beroepscommissie is van oordeel dat deze uitzonderingsbepaling hier van toepassing is.
In de periode van 4 maart 2007 14.00 uur tot 4 maart 2007 22.45 uur is kort sprake geweest van afdelingsarrest. Ingevolge artikel 33 Bvt juncto artikel 57 Bvt staat tegen een beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid beklag open nadat deze een
week heeft geduurd.
Op grond van artikel 50, derde lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting het verlof intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van
anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de ter beschikking gestelde een bepaalde voorwaarde niet nakomt.
De beslissing tot intrekking van het verlof was in eerste instantie niet ingegeven door feiten en omstandigheden de persoon van klaagster betreffende. Het ernstige incident van 4 maart 2007, waarvan haar vriend wordt verdacht, die evenals klaagster met
transmuraal verlof in Enschede verbleef, ligt daaraan ten grondslag. Dit incident heeft grote onrust in de kliniek veroorzaakt en heeft voorts geleid tot veel beroering in Enschede. Uit de media en uit informatie van de kliniek is gebleken dat er in
Enschede een dreigende sfeer is ontstaan, die zich richtte naar zowel de kliniek als naar tbs-gestelden in het algemeen.
De voorzitter van de beroepscommissie van de Raad heeft in een eerdere schorsingszaak van een medepatiënt van klaagster geoordeeld dat op 4 april 2007 de sfeer van dreiging niet meer aanwezig was.
Na haar insluiting op 6 maart 2007 heeft klaagster de inrichting verteld dat zij wist dat haar vriend enige weken voor het incident in zijn huis een pistool voorhanden had. Klaagster heeft dit niet aan de inrichting gemeld, omdat zij en haar vriend dan
teruggeplaatst zouden worden naar Oldenkotte. Klaagster was zich dus terdege bewust van de ernst van het feit. Door dit feit voor de inrichting te verzwijgen heeft klaagster het in haar gestelde vertrouwen geschonden.
De beslissing van het hoofd van de inrichting om klaagsters verlof met het oog op de belangen als vermeld in artikel 50, derde lid, Bvt in te trekken kan derhalve naar het oordeel van de beroepscommissie bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep van het hoofd van de inrichting zal gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en mr. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 20 december 2007
secretaris voorzitter