nummer: 07/2416/TA
betreft: [klager] datum: 20 december 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 29 augustus 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het ondanks invaliditeit toch moeten verrichten van corveetaken;
b. het niet naar de inrichtingswinkel mogen gaan.
De beklagrechter heeft het beklag op onderdeel b. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel a. op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet schriftelijk toegelicht. Hij wenst een mondelinge behandeling van het beroep omdat hij niet kan schrijven.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep verwezen naar het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op de grond van de stukken voldoende ingelicht en wijst om die reden klagers verzoek om een mondelinge behandeling af.
Ten aanzien van onderdeel a. van het beklag wordt het volgende overwogen.
Anders dan de beklagrechter is de beroepscommissie van oordeel dat klager kan worden ontvangen in onderdeel a. van zijn klacht. Dit klachtonderdeel is immers gericht tegen een vermeende schending van klagers recht op lichamelijke integriteit, omdat
klager meent dat hij medisch gezien niet in staat is de hem opgelegde huishoudelijke taken te verrichten. Klager had derhalve op grond van artikel 56, eerste lid, onder e, Bvt in zijn klacht moeten worden ontvangen.
Ingevolge artikel 46, eerste lid, onder b, Bvt is de verpleegde niet verplicht binnen de inrichting werkzaamheden te verrichten, tenzij de werkzaamheden van huishoudelijke aard zijn en betrekking hebben op de ruimten waar verpleegden verblijven, de
eigen verblijfsruimte daaronder begrepen.
Klager is derhalve verplicht om corveetaken te verrichten. Klager weigert zijn huistaken te verrichten, ook als hij daarbij hulp krijgt van sociotherapeutisch medewerkers, omdat hij van mening is dat hij lichamelijk niet in staat is die taken te
verrichten. De inrichting heeft echter tegenover de beklagrechter verklaard dat klager volgens de medische dienst en de huisarts lichamelijk in staat wordt geacht eenvoudige werkzaamheden te verrichten, alsmede dat in multidisciplinair overleg is
besloten dat klager voor 25% geschikt is taken te verrichten.
Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat er sprake is van schending van klagers recht op lichamelijke integriteit.
De beroepscommissie verklaart onderdeel a. van het beklag in beroep derhalve ongegrond.
De beroepscommissie komt voorts tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op onderdeel b. van het beklag heeft beslist. Hierbij heeft zij in aanmerking genomen dat zij in haar uitspraak 07/0367/TA van 1 augustus 2007 inzake
het beroep van een andere verpleegde van de inrichting heeft geoordeeld dat de verplichting om op de afdeling te verblijven totdat de verplichte huistaken zijn verricht niet valt aan te merken als afdelingsarrest als bedoeld in artikel 33 Bvt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op onderdeel b. van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel a. van het beklag, verklaart klager daarin alsnog ontvankelijk, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. G.A.M. Mensing en mr. I.E. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 20 december 2007
secretaris voorzitter