nummer: 07/2191/TB
betreft: [klager] datum: 20 december 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door R. Suermondt, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 9 augustus 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn gemachtigde [...] om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar een locatie van FPC De Rooyse Wissel (hierna: de Rooyse Wissel).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 5 maart 2004 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 4 april 2005
opgenomen in FPC Veldzicht te Balkbrug. Op 18 juli 2006 is hij geplaatst in de locatie Grittenveld van Veldzicht te Hoogeveen. Veldzicht heeft de Staatssecretaris bij schrijven van 24 mei 2007 verzocht klager over te plaatsen naar een andere
inrichting.
Op 8 augustus 2007 is klager gehoord over de voorgenomen overplaatsing naar de Rooyse Wissel. De Staatssecretaris heeft vervolgens op 9 augustus 2007 beslist klager over te plaatsen naar de Rooyse Wissel. Klager is op 14 augustus 2007 geplaatst in de
locatie van de Rooyse Wissel te Maastricht.
3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar de Rooyse Wissel. Aldaar kan hij vanwege de reisafstand niet regelmatig bezoek van met name zijn tweeling van zeven jaar ontvangen, terwijl dit van belang is voor zijn behandeling. Ook in
Veldzicht was dit zo. Zijn kinderen vormen de enige motivatie om behandeling te ondergaan. Al in december 2004 en januari 2005 heeft de gemachtigde van klager geprobeerd klager in de Kijvelanden geplaatst te krijgen, wat niet kon vanwege het aselecte
plaatsingsbeleid van het ministerie. Zowel aan Veldzicht als aan het ministerie is door klager en zijn gemachtigde verder vanaf oktober 2006 herhaaldelijk en uitdrukkelijk het verzoek gericht om klager over te plaatsen naar de Kijvelanden te Poortugaal
om regelmatig bezoek van zijn kinderen en alle andere kostbare relaties, woonachtig in Rotterdam, weer mogelijk te maken. Plaatsing in de nabijheid van zijn kinderen biedt daadwerkelijk uitzicht op succesvolle behandeling en terugkeer in de
samenleving.
Klager heeft in Veldzicht geen behandeling gekregen, op psychotherapie na. De wettelijke aantekeningen bevatten leugens over hem. Klager kon Veldzicht niet vertrouwen. Veldzicht had klager in juli 2006 niet op een zijspoor moeten zetten door hem in de
locatie Grittenveld te plaatsen, maar had klager toen al voor herselectie moeten voordragen. In plaats daarvan heeft men het ministerie voorgehouden dat behandeling in Veldzicht nog mogelijk was. Klager is in die locatie, die feitelijk een
wachtafdeling
is, verder gedemotiveerd geraakt. Dit zal ook in de locatie Maastricht van de Rooyse Wissel gebeuren, omdat klager ook daar op een wachtafdeling verblijft en dus opnieuw op een zijspoor is gezet. Het door het ministerie gebruikte argument dat een
snelle
plaatsing gaat boven regiovoorkeur, gaat in klagers geval mank. Klager heeft immers belang bij een juiste plaatsing. Het ministerie was al langer op de hoogte van klagers belang bij en wens tot plaatsing in de Kijvelanden. Het Pieter Baan Centrum (PBC)
achtte in haar advisering gezinstherapie gewenst. Het ministerie had klager dus al veel eerder op de wachtlijst voor de Kijvelanden kunnen en moeten zetten. Gewezen wordt in dit verband op het in artikel 20 van de “Body of Principles for the protection
of all persons under any form of detention or imprisonment” (G.A. res. 43/173, annex U.N. GAOR Supp. (No. 49) at 298, U.N. Doc. A/43/49 (1988)) neergelegde recht om, indien mogelijk, te worden overgeplaatst naar de eigen woon- of leefomgeving. Dit
geldt
voor het gevangeniswezen, maar dient ook voor de tbs te gelden. Klager neemt een wachttijd voor de Kijvelanden voor lief ten gunste van een succesvolle behandeling.
Ten tijde van het indienen van het beroep had klager geen schriftelijke mededeling van de overplaatsingsbeslissing uitgereikt gekregen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De overplaatsingsbeslissing is genomen met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen, de beslissing van 16 februari 2005 tot plaatsing van klager in Veldzicht, het herselectieverzoek van Veldzicht van 24 mei 2007 en de bestaande wachtlijsten
voor tbs-inrichtingen. Tijdens het horen over de voorgenomen overplaatsingsbeslissing heeft klager geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die tot een andere beslissing hadden moeten leiden. Een snelle plaatsing gaat volgens uitspraak 05/323/TB van 4
augustus 2005 van de beroepscommissie boven regionale voorkeur. Bij uitspraak 00/500 van 14 september 2000 heeft de beroepscommissie bepaald dat het argument van bezoek van familie onvoldoende zwaarwegend is om tot een ander oordeel te komen.
De overplaatsingsbeslissing is op 10 augustus 2007 naar Veldzicht gefaxt.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.
4. De beoordeling
Klager is op 14 augustus 2007 overgeplaatst naar de Rooyse Wissel. Zijn verklaring dat hij op dat moment geen schriftelijke mededeling van de daartoe strekkende beslissing van 9 augustus 2007 had ontvangen, lijkt niet onaannemelijk. Immers, blijkens de
stukken is deze beslissing op 13 augustus 2007 van ITZ naar Veldzicht gefaxt.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde mededelingsplicht. De omstandigheid dat klager op de hoogte was van het voornemen hem in die inrichting te plaatsen, kan hieraan niet afdoen.
Mitsdien is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing van de Staatssecretaris op formele grond te worden vernietigd. Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming
vaststellen op € 50,=.
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen onder verwijzing naar het verzoek om herselectie van Veldzicht van 24 mei 2007 en klagers mening over de voorgenomen overplaatsingsbeslissing. Daarbij is rekening gehouden met
de bestaande wachtlijsten.
Klager heeft aangevoerd dat zijn plaatsing in een kliniek in de nabijheid van met name zijn twee zevenjarige kinderen, de Kijvelanden, uit behandeloogpunt beter voor hem is. Dit kan echter niet leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in
redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
De beroepscommissie stelt vast dat (momenteel) het merendeel van de tbs-inrichtingen in het noorden en oosten van het land zijn gesitueerd terwijl veel tbs-gestelden afkomstig zijn uit het westen en hun familie, vrienden en overig sociaal netwerk
veelal
eveneens woonachtig zijn in het westen van het land. Indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de regionale voorkeur van tbs-gestelden, zou dit leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging
van de passantentermijn. Het belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijk worden (over)geplaatst opdat hun behandeling zo spoedig mogelijk kan aanvangen of worden voortgezet weegt daarom in de regel zwaarder dan eventuele regionale voorkeur.
De beroepscommissie is voorts niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in de Kijvelanden ten behoeve van bezoekmogelijkheden van zijn kinderen, dat dit dient te
prevaleren boven het belang van een overplaatsing op korte termijn naar de Rooyse Wissel. Hierbij is in aanmerking genomen dat Veldzicht weliswaar klagers voorkeur voor overplaatsing naar de Kijvelanden ondersteunt, maar dat uit de stukken niet is
gebleken dat dit is ingegeven door het oordeel van de behandelaren dat klagers behandeling in een zodanige fase verkeert dat het geïndiceerd zou zijn om klagers jonge kinderen bij de behandeling te betrekken.
De wijze waarop door een tbs-inrichting invulling is dan wel wordt gegeven aan een tbs-behandeling staat niet ter beoordeling van de beroepscommissie.
Gelet op het vorenoverwogene kan de beslissing klager over te plaatsen naar de Rooyse Wissel, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder b van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt bepalen dat haar uitspraak
met betrekking tot de plaatsing van klager in de plaats treedt van de bestreden beslissing.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep materieel ongegrond, maar gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak omtrent de overplaatsing van klager in plaats treedt van die beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. I.E. de Vries, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 december 2007
secretaris voorzitter