nummer: 07/2536/GA
betreft: [klager] datum: 28 december 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Arnhem,
gericht tegen een uitspraak van 13 augustus 2007 van de beklagcommissie bij voormeld h.v.b., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De directeur van het h.v.b. Arnhem is uitgenodigd om ter zitting van de beroepscommissie van 7 december 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, te worden gehoord, maar heeft telefonisch laten weten verhinderd te zijn ter
zitting te verschijnen. Van klager is geen woon- of verblijfplaats bekend.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 600,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van goederen, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft klager een tegemoetkoming toegezegd van € 75,=. De directeur is het niet eens met de door de beklagcommissie toegekende
tegemoetkoming. De beklagcommissie twijfelt niet aan de door klager verstrekte informatie over de waarde van de ingevoerde goederen. De directeur heeft aan klager gevraagd of hij aankoopbonnen of andere informatie betreffende de waarde en de inhoud van
de zoekgeraakte goederen kon overleggen. Klager heeft niet aan dit verzoek kunnen voldoen. De inrichting beschikt niet over een gespecificeerde registratie van de goederen die klager heeft ingevoerd.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Er moet van uitgegaan worden dat klager kleding mist die voor invoer in de inrichting was aangeboden. Door klager is niet aannemelijk gemaakt welke kleding hij mist en wat de waarde hiervan is geweest. Gelet hierop kan de beroepscommissie zich niet
verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal een op de redelijkheid en billijkheid gebaseerde lagere tegemoetkoming vaststellen, namelijk € 150,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 150,=.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 28 december 2007
secretaris voorzitter