Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2182/GA en 07/2308/GA, 21 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2182/GA en 07/2308/GA

betreft: [klager] datum: 21 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van respectievelijk 2 augustus 2007 en 20 augustus 2007 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en zijn raadsman mr. J.D. van Doleweerd.

Namens de directeur van de locatie Zoetermeer is schriftelijk meegedeeld dat de directeur niet ter zitting zal verschijnen.

Klager, zijn raadsman en de directeur hebben desgevraagd verklaard geen bezwaar te maken tegen de samenstelling van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in:
a. de weigering om een waterkoker en een tv op cel toe te staan;
b. de plaatsing in een meerpersoonscel;
c. de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel in verband met klagers weigering om mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel;
d. de belemmering van klager om in de strafcel zijn geloof op een behoorlijke manier te belijden;
e. de weigering om toe te staan dat klager in de afzonderingscel slippers, sokken of ondergoed draagt, de weigering om hem in de strafcel overdag te laten beschikken over een matras en de weigering om hem te laten beschikken over studieboeken.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a., b., c. en d. ongegrond verklaard en klager voor wat betreft het beklag vermeld onder e. niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
Klager heeft uit financiële overwegingen verzocht of hij deze apparaten op cel mocht hebben. Tot zijn plaatsing in Zoetermeer in juni 2007 heeft hij een eigen tv en een eigen waterkoker op cel gehad. Beide apparaten waren verzegeld. Het niet toestaan
van eigen apparatuur op cel is een extra beperking op het model huisregels. De directeur kan eenzijdig de huurprijzen verhogen.
Met betrekking tot b. en c.:
Klager is tien weken in de strafcel geplaatst voordat hij weer in een éénpersoonscel is geplaatst. Dit geschiedde onder de voorwaarde dat hij zou meewerken aan plaatsing in het KPO/PSC. Er is wel sprake van contra-indicaties voor plaatsing in een
meerpersoonscel in verband met klagers psychische gesteldheid, de achtergrond van zijn delict en de gedragsproblematiek. Plaatsing in een strafcel levert na tweeënhalve maand à drie maanden gedragsproblematiek op. De straf is in feite van onbepaalde
duur als geen onderzoek wordt gedaan naar de contra-indicaties. Op een gegeven moment gaat de duur van de straf zwaar wegen. De directeur heeft tijdens de eerste week van zijn verblijf in Zoetermeer klager al gezegd dat als hij niet mee zou werken aan
plaatsing in een meerpersoonscel hij drie maanden in de strafcel zou verblijven. Dit betreft het omzeilen van een wettelijke regel. In vorige inrichtingen is klager op grond van het delict waarvoor hij is veroordeeld niet in een duocel geplaatst. Hij
is
veroordeeld voor een geweldsdelict. Voorts studeert klager en moet hij dit voornamelijk ’s nachts doen. Ook dit levert problemen op bij plaatsing in een meerpersoonscel. De schorsingsvoorzitter heeft in 07/2246/SGA van 28 augustus 2007 overwogen dat de
directeur bij een volgende beslissing tot oplegging van een volgende disciplinaire straf in verband met de weigering om op een meerpersoonscel te verblijven nader zal adstrueren dat contra-indicaties voor plaatsing op een meerpersoonscel ontbreken,
bijvoorbeeld door verwijzing naar de uitkomst van een nader onderzoek door bijvoorbeeld het PSC.
Met betrekking tot onderdeel d. en e.:
Klager heeft het recht om zijn geloof op een behoorlijke wijze te belijden en dit is hem geweigerd. Klager heeft gevraagd om contact met de Imam en dat kon volgens het personeel niet omdat het nog nooit was voorgevallen. Voorts heeft hij gevraagd om
een
gebedskleed en andere kleding en om de Koran en dit kon ook niet volgens het personeel. Er is geen sprake van verboden voorwerpen, die in strijd zijn met de orde en veiligheid in de inrichting of een probleem vormen in verband met de wettelijke
aansprakelijkheid. De directeur had kunnen beslissen om deze voorwerpen wel toe te staan. Klager kon op dit punt worden ontvangen in het beklag. Klager heeft last van zijn nek en rug gekregen. Hij bestrijdt dat hij er geen klachten aan over heeft
gehouden.

Klager heeft nadat hij het woord heeft gevoerd een pleitnota aan de beroepscommissie overgelegd.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet nader toegelicht.

Desgevraagd heeft de directeur op 11 december 2007 telefonisch meegedeeld dat een waterkoker op cel niet wordt toegestaan omdat de inrichting een zogenaamde A+-inrichting is en het gooien met kokend water gevaar zou kunnen opleveren.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.:
Uit de huisregel 4.5.1.1 met betrekking tot verboden voorwerpen volgt conform de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen 4.5.1.1 onder meer dat het niet is toegestaan onder berusting te houden voorwerpen van dezelfde soort als de
voorwerpen
die deel uitmaken van de van rijkswege verzorgde inventaris van de verblijfsruimte van de gedetineerde of de gezamenlijke woon- en werkruimtes van de gedetineerden. In de inrichting kan een gedetineerde beschikken over een tv wanneer een
huurovereenkomst wordt afgesloten met een niet aan de inrichting verbonden instantie.
De gedetineerde huurder dient huurpenningen te betalen. De beroepscommissie is van oordeel dat een tv niet kan worden aangemerkt als een voorwerp dat deel uitmaakt van de van rijkswege verzorgde inventaris nu dit voorwerp niet zonder tegenprestatie
door
het Rijk wordt verstrekt, maar tegen betaling van geld wordt gehuurd van een externe instantie. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat dit voorwerp niet valt onder de categorie van verboden voorwerpen en dat sprake is van een voorwerp als
bedoeld in huisregel 4.5.1.2 terzake waarvan het verzoek kan worden gedaan om deze onder zijn berusting te houden. Klager ondergaat een langdurige gevangenisstraf en heeft er financieel belang bij om te beschikken over zijn eigen tv, die verzegeld is
en
waarvan hem in vorige inrichtingen werd toegestaan om deze onder zijn berusting te houden. Door klager dit niet toe te staan, kiest de directeur voor de voor klager meest kostbare optie. De beroepscommissie acht deze beslissing niet redelijk en billijk
en zal het beroep gegrond verklaren, de beslissing van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 10,= toe.
Voor wat betreft de waterkoker overweegt de beroepscommissie dat dit eveneens een voorwerp betreft als genoemd in de huisregel 4.5.1.2 terzake waarvan het verzoek kan worden gedaan om deze onder zijn berusting te houden. Uit de telefonische mededeling
van de directeur van 11 december 2007 volgt dat dit klager niet is toegestaan in verband met veiligheidsoverwegingen. De beroepscommissie zal op dit punt het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met wijziging
van
de gronden.

Met betrekking tot onderdeel b. en c.:
Door klager zijn verschillende gronden genoemd die duiden op contra-indicaties om klager op een meerpersoonscel te plaatsen. De beroepscommissie is van oordeel dat het in de rede lag om hiernaar een onderzoek in te stellen, te meer omdat klager een
langgestrafte is, die nog gedurende lange tijd gedetineerd zal zijn, en er in voorgaande inrichtingen sprake was van een contra-indicatie voor verblijf in een meerpersoonscel. De beroepscommissie is van oordeel dat de eerste beslissing om klager
veertien dagen opsluiting in een strafcel op te leggen, die overigens in dit beroep niet aan de orde is, in verband met zijn weigering om op een meerpersoonscel te verblijven nog niet als onredelijk of onbillijk kon worden aangemerkt, maar dat, nu er
nadien geen nader onderzoek is ingesteld naar de contra-indicaties, de daarop volgende beslissingen om klager telkens een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in de strafcel op te leggen niet als redelijk of billijk kunnen worden
aangemerkt. Derhalve zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren en aan klager, die gesteld heeft dat hij na de eerste beslissing nog acht
weken
in de strafcel heeft verbleven hetgeen door de directeur niet is betwist, een tegemoetkoming toekennen van € 560,=.
De beroepscommissie merkt overigens op dat bij de afweging omtrent de plaatsing in een meerpersoonscel de studie van klager (tijdens de avond en nacht) een rol dient te spelen.

Met betrekking tot onderdeel d. overweegt de beroepscommissie dat door klager is gesteld en door de directeur onvoldoende is betwist dat klager verzocht heeft om contact met de Imam en dat dit hem is geweigerd. De beroepscommissie zal dit onderdeel
van
het beroep eveneens gegrond verklaren, de beslissing van de beklagcommissie vernietigen, het beklag gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toekennen.

Voor wat betreft onderdeel e. overweegt de beroepscommissie dat het Reglement straf- en afzonderingscel penitentiaire inrichtingen, hierna: Reglement, niet als onverbindend en in strijd met artikel 45 Pbw kan worden aangemerkt omdat artikel 45 Pbw
uitgaat van een plaatsing in een normaal regime en niet ziet op plaatsing in een strafregime. Uit het Reglement volgt dat de door klager gewenste voorwerpen niet in de strafcel mogen worden gehouden. Door klager zijn geen bijzondere omstandigheden
aangevoerd die er toe zouden dienen te leiden dat het houden van de voorwerpen hem wel zou moeten worden toegestaan. Derhalve zal de beroepscommissie dit onderdeel van het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt
bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft onderdeel a., de waterkoker en onderdeel e. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre met wijziging/aanvulling van de gronden. Zij verklaart voor wat betreft
onderdeel
a., de tv, en de onderdelen b., c. en d. het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 580,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C. Kelk en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven