Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2339/GM, 20 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2339/GM

betreft: [klager] datum: 20 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 21 augustus 2007 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 5 november 2007 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Dordtse Poorten heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van
7 juli 2007, betreft het te laat opvragen van het medisch dossier bij klagers huisarts, waardoor klager verkeerde medicatie kreeg, als gevolg waarvan zijn voet verlamd is geraakt. De houding van de medische dienst blijft ondanks alles onverschillig.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht als volgt toegelicht.
Pas zes weken na inkomst is het medisch dossier bij zijn huisarts opgevraagd. Klager heeft bij inkomsten zijn medicatie getoond. De hem eerder voorgeschreven medicatie werd niet of niet tijdig of in de goede samenstelling verstrekt. Dat klachten met
voet voortkomen uit problemen met zijn rug zal moeten blijken na orthopedisch onderzoek. Bij aankomst bij de orthopedisch chirurg in het ziekenhuis in Dordrecht blijken medische gegevens daar niet voorhanden. Alles duurt lang, terwijl zijn klachten
toenemen. Vitamine B12 wordt niet verstrekt, terwijl dat een positieve invloed kan hebben op een afgeknelde zenuw.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Klager is pas een week na binnenkomst op 29 juni 2007 door de medische dienst gezien. De huisarts is op diezelfde dag om informatie gevraagd. Op 4 juli 2007 kwam klager met de klacht van een gevoelloze voet. Op 5 juli 2007 is hij gezien door de arts.
De
diagnose was neurologische uitval, waarschijnlijk door een radiculair probleem. Bij de huisarts is aangedrongen op informatie. Op 6 juli 2007 kwam de informatie. De inrichtingsarts wilde contact opnemen met de orthopedisch chirurg, dit heeft hij niet
gedaan, omdat klager die dag uit beperkingen ging, waardoor de klachten mogelijk zouden afnemen omdat hij meer zou mogen gaan lopen. Hetgeen niet gebeurde. Op 19 juli 2007 is per fax de orthopedisch chirurg verzocht verder beleid aan te geven. Na diens
antwoord op 29 juli 2007 zijn afspraken gemaakt voor nader neurologische diagnostiek en consult bij de orthopedisch chirurg na twee weken.
Klager heeft vanaf begin van de klachten medicatie gehad, welke hij gewend was, alleen niet in dezelfde dosering.
Op 13 augustus 2007 volgde het consult bij de neuroloog, hiervan is nog geen resultaat bekend; er wordt niet meer achteraan gegaan omdat klager geschorst is.
Er is eveneens om fysiotherapie gevraagd, de fysiotherapeut durfde op basis van het verslag van de orthopeed de behandeling niet aan. Later heeft hij hem toch begeleid.
Vitamine B12 is niet verstrekt omdat dit volgens de neuroloog medische noodzaak ontbeerde. Verstrekking indometacine is in overleg vastgesteld.

3. De beoordeling
Vastgesteld kan worden dat op 29 juni 2007 door de medische dienst om medische informatie is verzocht, die op 6 juli 2007 is ontvangen. Klager heeft zich op 4 juli 2007 met een gezondheidsklacht gemeld bij de medische dienst en is op 5 juli 2007 door
de
huisarts van de inrichting gezien. Deze periodes zijn, mede gelet op het gegeven dat klager bij de intake geen bijzonderheden had gemeld, niet onredelijk of onbillijk. Zodra de informatie van de eigen huisarts ontvangen was, wilde de inrichtingsarts
contact opnemen met de orthopedisch chirurg. Dit is in overleg met klager uitgesteld, omdat de mogelijkheid meer te kunnen bewegen op dat moment voor hen beiden blijkbaar de conclusie rechtvaardigde dat dat tot verbetering van de klachten zou kunnen
leiden.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven