Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2010/TA, 20 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2010/TA

betreft: [klager] datum: 20 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juli 2007 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Vught, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichting Nieuw Vosseveld te Vught, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten
verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Desgevraagd heeft het hoofd van de inrichting per brief van 29 november 2007 gereageerd op enkele door klager ter zitting gemaakte opmerkingen over de uitvoering van de visitatie. Deze reactie is ter
informatie aan klager en zijn raadsman toegezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de uitvoering van de visitatie op 2 februari 2007;
b. de plaatsing in de oranjeplusfase.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat met de wijze waarop de visitatie is uitgevoerd de grens van het redelijke en noodzakelijke is overschreden. In verband met
het
seksueel misbruik van klager in het verleden is de visitatie voor klager heel ingrijpend. Klager vraagt zich af of het actief uit elkaar halen van de billen gelijk gesteld moet worden met het uitwendig schouwen van de lichaamsholten. Dit is tevens in
strijd met het nemo-teneturbeginsel. Klager verblijft al acht jaar in de Pompekliniek. Klager verbaast zich erover dat de inrichting niet op de hoogte zou zijn. Tijdens de visitatie is klager verzocht voorover te bukken. Klager heeft dit geweigerd ‘in
verband met zijn verleden’. Het personeel gaf vervolgens aan dat het goedschiks of kwaadschiks kan. Daarna mengde de zorgmanager zich in de discussie. Klager heeft uitdrukkelijk aangegeven dat hij een seksueel slachtoffer is. De zorgmanager heeft
gezegd
dat hij dat moest opzoeken, maar hij verlangde van klager toch dat hij op dat moment zou meewerken en voorover zou bukken, anders zou klager in de isoleercel worden geplaatst. De visitatie gebeurt thans op een andere wijze nl. door kniebuigingen.
Klager heeft het personeel medegedeeld dat hij contact wil hebben met de medische dienst. Deze mededeling is onvoldoende om aan te nemen dat klager drugs heeft gebruikt. Klager heeft ontkend dat hij drugs heeft gebruikt en heeft aangeboden dit vast te
stellen door een urinecontrole. Klager is medegedeeld dat ook als er niets uit de urinecontrole komt, hij naar oranjeplusfase gaat.

Het hoofd van de inrichting volhardt in zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Het hoofd van de inrichting verwijst naar het protocol urinecontrole en het werkverslag van de betrokken sociotherapeut over de gebeurtenissen rond de
visitatie op 2 februari 2007. De door klager aangehaalde separatie (plaatsing in een isoleercel) is geenszins als een pressiemiddel jegens hem gebruikt. Alle patiënten worden tijdens een kamercontrole tijdelijk gesepareerd zodat de controle in alle
rust
kan worden uitgevoerd, en alle patiënten worden in de separeerruimte aan lichaam en kleding onderzocht. Het betreft hier een reguliere handelwijze conform protocol en huisregels. Er wordt bij de visitaties zoveel mogelijk rekening gehouden met het
verleden van klager en zijn kwetsbaarheid daarin. Anderzijds is klager ook bekend met zeer regelmatig druggebruik en kan een visitatie, om zeker te stellen dat klager geen drugs (meer) in zijn bezit heeft, niet achterwege blijven.

3. De beoordeling
a. Ingevolge artikel 23, eerste lid, Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd een verpleegde aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel omvat het onderzoek aan het lichaam mede het uitwendig
schouwen van de openingen en holten van het lichaam van de verpleegde.

Uit de stukken komt naar voren dat het hoofd van de inrichting op 2 februari 2007 heeft besloten om klager, die na een positieve urinecontrole in de oranjefase terecht was gekomen, te onderzoeken aan zijn lichaam (visitatie), teneinde zeker te stellen
dat klager geen drugs meer in zijn bezit had. Hierbij werd klager door het personeel verzocht voorover te bukken. Klager heeft dit echter geweigerd en hierbij gewezen op zijn verleden als seksueel slachtoffer. Klagers versie van de gebeurtenissen rond
de visitatie komt overeen met het door het hoofd van de inrichting overgelegde verslag van de sociotherapeut. De sociotherapeut stelt in het verslag dat klager in een gesprek met de zorgmanager heeft aangegeven dat ‘hij met zijn verleden tegen deze
manier van visiteren bezwaar maakte’.
Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de wijze waarop de visitatie is uitgevoerd, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Immers, uit het feit dat de visitatie
thans wordt uitgevoerd door klager kniebuigingen te laten verrichten, leidt de beroepscommissie af dat alternatieven voorhanden waren. De omstandigheid dat de zorgmanager niet op de hoogte was van het verleden van klager, kan niet tot een ander oordeel
leiden. De visitatie heeft na vorenbedoeld gesprek met de zorgmanager plaatsgevonden. Bovendien verblijft klager al enige jaren in de Pompekliniek. Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie zal de uitspraak van de
beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de beslissing niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. De beroepscommissie stelt deze vast op €
10,=.

b.
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 10,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en prof. dr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven