Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1638/GA, 14 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:14-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1638/GA

betreft: [klager] datum: 14 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H.M. van den Steenhoven, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juni 2007 van de beklagcommissie bij de locatie De Marwei te Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Noord te Hoogeveen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.H.M. van den Steenhoven, en [...], unit-directeur van de locatie De Marwei,
in het bijzijn van [...], stagiaire.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag zoals vermeld in het klaagschrift van 4 december 2006 betreft:
a. het verzuim om klager onmiddellijk naar het ziekenhuis te vervoeren;
b. het niet verstrekken van een extra matras;
c. het niet verstrekken van medicatie aan klager.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft eind oktober 2006 op een zaterdag in De Marwei een infarct gehad. De dokter is snel gekomen en nadat hij een spray onder de tong had gekregen, trok klager weer een beetje bij. Maandag had klager weer last. Toen de dokter hem zag zei deze
dat klager direct naar het ziekenhuis moest. De dokter liep naar de verpleegkundige en zei dat klager die dag nog naar het ziekenhuis moest. Daarom heeft klager ook geen klacht ingediend tegen de dokter, maar tegen de directeur want die moest het
vervoer regelen. Klager is echter pas twee dagen later naar het ziekenhuis gegaan. Klager heeft de dokter naderhand gesproken en deze heeft gezegd alles te hebben gedaan wat hij kon. Als er geen spoed is, kan het wel wachten is vanuit de directie
gezegd. Klager heeft negen dagen in het ziekenhuis gelegen en is toen weer teruggegaan naar de inrichting. Hij kan slecht tegen het ziekenhuis. In de cel lag klager maar op één dun zwart matras. Hij lag erg slecht vanwege zijn hechtingen en wilde graag
een matras erbij. Klager kreeg als antwoord dat dat niet nodig was. Hij heeft toen zijn advocaat gebeld. Pas na tien dagen kreeg hij een extra matras. In dezelfde week dat klager uit het ziekenhuis kwam, kreeg hij bepaalde medicatie niet. Hij heeft
toen
een tia gekregen en moest weer naar het ziekenhuis.
Klager wilde na zijn terugkomst uit het ziekenhuis een klacht indienen. Hij kreeg een papier van de commissie van toezicht te Leeuwarden, maar vertrouwde het niet. Hij heeft toen meteen zijn advocaat gebeld.

Namens klager is hier nog het volgende aan toegevoegd.
De brief van 4 december 2006 is de eerste brief betreffende het beklag en dat is inderdaad buiten de termijn. De raadsman had klager echter kort daarvoor pas uitgebreid gesproken, na de tia in de nacht van 24 op 25 november 2006. Op maandag had de arts
gezegd dat klager op dat moment naar het ziekenhuis moest. Tot klagers verbazing ging hij pas twee dagen later naar het ziekenhuis. Wat wel overeind blijft is de brief van eind december 2006. Toen hoorde klager pas dat in overleg met de directeur was
beslist dat zijn vervoer naar het ziekenhuis geen spoed had en met twee dagen vertraging had plaatsgevonden. Er is door de directeur geen verklaring van de arts of de verpleegkundige overgelegd. De arts heeft gezegd “roep me maar op, ik heb gezegd hij
moet vandaag”. De raadsman vraagt zich af wanneer iets dan wel spoed heeft. Maandag was klager bij de arts, woensdag is klager naar het ziekenhuis gegaan en donderdag heeft hij een zware bypass operatie ondergaan.
Dat de brief van eind december 2006 eerst twee weken later wordt afgestempeld is niet voor risico van klager. De raadsman heeft eerst naar de inrichting gebeld en heeft toen een faxnummer gekregen waar hij de brief van 4 december 2006 naartoe heeft
gefaxt.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Als de directeur van de arts te horen krijgt dat iemand direct naar het ziekenhuis moet, dan komt er meteen een ambulance en dan gaat iemand naar het ziekenhuis. In dit geval zei de arts dat klager gezien moest worden door een cardioloog. De medische
dienst heeft voor twee dagen later de afspraak gemaakt en de directeur heeft toen het vervoer geregeld voor woensdagmiddag. Het signaal spoed/acuut is niet afgegeven. Vanuit de medische dienst is aangegeven dat dat op dat moment medisch verantwoord
was.
Er is niet door de directeur twee dagen gewacht met het vervoer van klager naar het ziekenhuis. De directeur zal nooit tegen het advies van de arts ingaan. Nogmaals, klager moest naar het ziekenhuis en de medische dienst heeft de afspraak gemaakt, dat
doet de directie niet zelf. De medische dienst bepaalt ook of een extra matras nodig is. De beklagcommissie zetelt in de rechtbank, niet in de inrichting. Het faxnummer waarnaar de brief van 4 december 2007 is gefaxt, is niet van de afdeling BMO van de
inrichting. De brief is niet bij de directeur terechtgekomen. Klager had binnen zeven dagen moeten klagen. Er zijn binnen de inrichting formulieren beschikbaar.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek om de arts te horen, zoals neergelegd in de brief van 15 augustus 2007, af.

a.
Op grond van artikel 61, vijfde lid, Pbw wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend
klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.
Uit de stukken komt naar voren dat klager in de nacht van 28 op 29 oktober 2006 een infarct heeft gehad en op 1 november naar het ziekenhuis is vervoerd. Het klaagschrift is gedateerd op 4 december 2006 en op diezelfde dag naar de inrichting gefaxt.
Ingevolge artikel 61, tweede lid, Pbw geldt deze datum als de dag waarop het klaagschrift is ingediend. Gelet op het vorenstaande heeft klager zijn klaagschrift te laat ingediend. Er zijn geen omstandigheden gebleken op grond waarvan de overschrijding
van de termijn verschoonbaar is. Klager is op 9 november 2006 ontslagen uit het ziekenhuis en teruggekeerd naar de inrichting. Klager had vanaf dat moment de mogelijkheid beklag in te dienen. Het standpunt van klager dat hij eerst na een gesprek met de
inrichtingsarts op 28 december 2006 kennis heeft gekregen van het feit dat in overleg met de directie is besloten te wachten met het transport naar het ziekenhuis, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, ook in het klaagschrift van 4 december 2006
verwijt klager het personeel van de inrichting dat twee dagen is gewacht met het transport. Klager kan derhalve niet worden ontvangen in zijn klacht. Het beroep is op dit onderdeel ongegrond.

De beklagcommissie heeft geen uitspraak gedaan op de onderdelen b en c van het beklag. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie deze onderdelen van het beklag in eerste en enige aanleg afdoen.
Op dezelfde gronden als hiervoor onder a overwogen, kan klager wegens overschrijding van de beklagtermijn niet worden ontvangen in zijn beklag. Gebleken is dat de klachten van klager betrekking hebben op de periode na klagers terugkeer in de inrichting
op 9 november 2006. Het beroep zal ook op deze onderdelen ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie overweegt nog ten overvloede dat zelfs als klager tijdig had geklaagd, hij alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag zou zijn nu de klachten allen terug te voeren zijn tot medisch handelen van de inrichtingsarts. Daarvoor geldt, gelet
op artikel 29 van de Penitentiaire maatregel, een andere procedure. De gedetineerde doet dan een schriftelijk verzoek aan de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie om te bemiddelen terzake van de klacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 14 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven