Nummer: 07/2554/GB
Betreft: [klager] datum: 12 december 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 september 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers bezwaarschrift tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) Lelystad afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 29 mei 2007 gedetineerd. Hij verblijft als preventief gehechte in het
h.v.b. Arnhem. Klager is op 25 september 2007 in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek. Klager heeft tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De moeder van klager heeft een kapotte knie en kan niet lang in een auto zitten. Als klagers moeder op bezoek komt in het h.v.b. Arnhem moet zij pijnstillers innemen. Klager heeft een
ziekenhuisrapport overhandigd aan het BSD. Het probleem is dat klagers broer gedetineerd is in het h.v.b. Lelystad. Ook in de p.i. Zwolle zit een medeverdachte. Klagers broer was eerst gedetineerd in Zutphen. Hij is echter wel vanwege de medische
situatie van klagers moeder overgeplaatst naar het h.v.b. Lelystad. Klager heeft vernomen dat in het h.v.b. Lelystad ook twee broers zijn gedetineerd, die nog niet zijn afgestraft. Ook in de p.i. Zutphen zitten twee broers in preventieve hechtenis.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager is op 1 juni 2006 ingesloten voor het parket Zutphen in het h.v.b. Arnhem. Het Openbaar Ministerie heeft negatief op het verzoek om overplaatsing
geadviseerd omdat een medeverdachte van klager in het h.v.b. Lelystad verblijft. Klager is geadviseerd na het vonnis in eerste aanleg zijn voorkeur voor een inrichting in te dienen. Klager is op 25 september 2007 in eerste aanleg veroordeeld tot een
gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek. Klager heeft tot 10 oktober 2007 de tijd om hoger beroep aan te tekenen. Als klager op 10 oktober 2007 de status van afgestrafte krijgt, zal hij in aanmerking komen voor een selectie naar een gevangenis. Hij
kan dan zijn voorkeur aan het BSD kenbaar maken.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Klager stelt onweersproken dat zijn broer vanuit h.v.b. in Zutphen naar het h.v.b. Lelystad is overgeplaatst vanwege de medische situatie van zijn moeder. Hiervan uitgaande stelt de beroepscommissie vast dat de medische situatie van klagers
moeder een overplaatsing kan rechtvaardigen. Het verzoek om overplaatsing van klager is desondanks afgewezen omdat in het h.v.b. Lelystad reeds een medeverdachte verblijft. De beroepscommissie is van oordeel dat dit een beletsel kan vormen het verzoek
om overplaatsing te honoreren. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 12 december 2007
secretaris voorzitter