nummer: 07/2807/GV
betreft: [klager] datum: 11 december 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.C. Sassen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 oktober 2007 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De informatie die aan de beslissing van de Staatssecretaris ten grondslag ligt, is enkel gebaseerd op de
informatie van de advocaat-generaal van het ressortsparket te Amsterdam. De politie Amsterdam-Amstelland kon geen advies verstrekken.
Klager kan zich niet vinden in de door de advocaat-generaal aangedragen gronden voor het negatieve advies. Het opgegeven verlofadres is van de ouders van klager. Het Openbaar Ministerie vraagt zich ten onrechte af of de ouders van klager wel prijs
stellen op een verblijf van klager op hun adres. De ouders hebben meerdere malen een brief ondertekend waarin zij toestemmen in het verblijf van klager. In een brief van 16 oktober 2007 geven de ouders te kennen dat klager zeer welkom is. De ouders
ondersteunen de verlofaanvraag. Het Openbaar Ministerie is van mening dat er een ernstig vermoeden bestaat dat het verlof van klager zal leiden tot alcoholmisbruik, drugmisbruik of een poging tot invoer van contrabande. Dit argument gaat niet op.
Klager
bevindt zich vanaf november 2005 in detentie en heeft sindsdien geen enkele maal drugs of alcohol gebruikt. Klager is meerdere malen onderworpen aan een urinecontrole en de uitslag was telkens negatief. De vrees van het Openbaar Ministerie voor
ongewenste confrontaties met slachtoffers dan wel betrokkenen bij het door klager gepleegde misdrijf, is niet gegrond op concrete feiten of omstandigheden. Klager heeft al twee jaar geen contact meer met zijn ex-vriendin en tevens medeverdachte in de
strafzaak. Met familieleden of kennissen van zijn toenmalige vriendin en tevens moeder van het overleden kindje in 1991, heeft klager al jaren geen contact meer. Dus ook niet in de jaren voorafgaand aan de arrestatie van klager. Klager heeft geen
enkele
behoefte om weer in contact te komen met deze personen. De vrees voor maatschappelijke onrust wordt op geen enkele wijze gemotiveerd. Van belang is dat de medeverdachte in de strafzaak reeds op vrije voeten is en klager bijna zijn gehele straf erop
heeft zitten. Op 11 maart 2008 zal klager weer op vrije voeten worden gesteld. Het is raadzaam en van belang dat klager voorafgaand aan zijn invrijheidstelling een keer op verlof zal gaan. Door tijdsverloop is de strafzaak van klager, in tegenstelling
tot de behandeling in eerste aanleg, op geen enkele wijze meer onder de aandacht van de media. Bij de afgelopen pro forma zittingen was er niemand van de media aanwezig.
Door de selectiefunctionaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar na een eis van het Openbaar Ministerie van 7 jaar. Zowel klager als het Openbaar Ministerie hebben
hoger beroep aangetekend. Op 5 november 2007 wordt de zaak inhoudelijk behandeld. Na de uitspraak in hoger beroep wil de Staatssecretaris de zaak opnieuw beoordelen. Bij de eerste aanvraag voor verlof heeft de advocaat-generaal duidelijk gemaakt dat
gelet op de ernst van de feiten en de te verwachten grote maatschappelijke onrust die zal onstaan bij verlofverlening op dat moment, hij tegen verlofverlening is. De advocaat-generaal meldde dat het mogelijk is dat in hoger beroep een fors hogere straf
uitgesproken zal worden en dat voor getuigenbeïnvloeding moet worden gevreesd. Bij de tweede verlofaanvraag laat de advocaat-generaal weten dat het bezwaar voor verlofverlening nog steeds bestaat. Tevens wordt gevreesd voor herhaling van het
geweldsdelict. Daarbij zou het alcoholgebruik een rol spelen. Ook het feit dat er een hogere straf wordt geëist, heeft tot het negatieve advies van de advocaat-generaal geleid. Bij de derde aanvraag is er wezenlijk niets veranderd ten opzichte van de
vorige aanvragen. De advocaat-generaal blijft zeer nadrukkelijk negatief in zijn advies. Het advies van de advocaat-generaal speelt een zeer nadrukkelijke rol in de beoordeling van het verzoek.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft bezwaar tegen het verlenen van verlof. De politie Amsterdam-Amstelland heeft
aangegeven geen positief advies te kunnen geven, omdat de politie geen kennis heeft van het strafrechtelijk onderzoek.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar met aftrek, wegens mishandeling en zware mishandeling de dood ten gevolge hebbend. Het gerechtshof heeft op het hiertegen ingestelde hoger beroep nog geen uitspraak gedaan. De
fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 11 maart 2008.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klager is veroordeeld voor een ernstig misdrijf. Zowel door de verdachte als het openbaar ministerie (vanwege de strafmaat) is hoger beroep ingesteld, dat thans in behandeling is. De advocaat-generaal van het Openbaar Ministerie verwijst in zijn
advies
van 12 juli 2007 naar de negatieve reacties die verlofverlening teweeg zou kunnen brengen. Verder vreest de advocaat-generaal voor herhaling van een geweldsdelict. Alhoewel klager er belang bij heeft om voor zijn invrijheidstelling op verlof te mogen,
is de beroepscommissie van oordeel dat het aanhangige hoger beroep en de inhoud van voornoemd advies (thans nog) contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de
beslissing
van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder e en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet
onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 11 december 2007
secretaris voorzitter