Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2489/GB, 7 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/2489/GB

Betreft: [klager] datum: 7 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Baijens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 september 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem, op 14 november 2007 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) en terugplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 27 november 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting van de locatie Amerswiel te Heerhugowaard. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 14 augustus 2007 is het
programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de PIA Rijnmond te Rotterdam. Op 31 augustus 2007 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is hij teruggeplaatst naar het h.v.b./ISD Rotterdam.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers p.p. is na dertien dagen beëindigd. Hij is teruggeplaatst naar het h.v.b./ISD Rotterdam omdat hij verdacht wordt van het stelen van een kentekenplaat. De zaak zal ter zitting van 16 november 2007 door de Politierechter worden berecht. Klager
had
een auto verkocht aan een Poolse man. Op de auto moesten uitvoerplaten worden bevestigd. Er stond nog een auto en klager heeft de platen van de verkeerde auto afgehaald. Het is niet juist dat hij op heterdaad betrapt zou zijn. Klager is zelf naar het
politiebureau gegaan om te verklaren dat hij de verkeerde kentekenplaten van een auto had afgehaald. Er is geen sprake van diefstal, maar van een misverstand. Er zijn teveel onduidelijkheden om zonder meer te stellen dat klager een strafbaar feit heeft
begaan. Klager had een redelijke verklaring. Zijn p.p. is beëindigd zonder dat er nader onderzoek heeft plaatsgevonden. Klager verbleef al lang in de gevangenis en zijn detentie verliep goed. Het zonder meer beëindigen van het p.p. en het terugplaatsen
naar een gesloten inrichting is te kort door de bocht. Hij is onvoldoende in de gelegenheid gesteld om zijn verhaal te doen. Zijn v.i.-datum is bepaald op 6 maart 2008.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 31 augustus 2007 is door de directeur van de PIA Rijnmond gemeld dat de reclassering hem heeft bericht dat klager verdacht wordt van het plegen van een nieuw strafbaar feit en is de selectiefunctionaris geadviseerd om klagers p.p. per direct
te beëindigen. De reclassering meldde dat klager op 28 augustus 2007 op heterdaad betrapt is bij het stelen van kentekenplaten, waarop klager is meegenomen naar het politiebureau te Zoetermeer. Hij is heengezonden met een dagvaarding. Naar aanleiding
van het vorenstaande is klagers p.p. op 31 augustus 2007 beëindigd, omdat hij niet meer voldeed aan de criteria voor plaatsing in een p.p. Hij is tegelijkertijd geselecteerd voor het h.v.b./ISD Rotterdam.

3.3. Klagers raadsman mr. M. Baijens heeft aan het secretariaat van de Raad telefonisch meegedeeld dat klager op 16 november 2007 door de Politierechter te Den Haag terzake van diefstal is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en dat
klager hoger beroep tegen de uitspraak heeft aangetekend.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. moet voldoen en onder welke voorwaarden een gedetineerde aan dit programma mag meedoen.

4.2. Klager is gedurende zijn deelname aan een p.p. aangehouden, omdat hij verdacht
werd van het plegen van een strafbaar feit. Inmiddels is hij ter zake van dit feit in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken.
De beroepscommissie is van oordeel dat klager daarmee niet voldoet aan de algemene voorwaarde als vermeld in artikel 9, eerste lid aanhef en onder c., Pm, die aan ieder p.p. wordt verbonden, te weten dat de gedetineerde die deelneemt aan een p.p. zich
dient te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het hiervoor vermelde, de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan
worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 december 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven