Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2550/GB, 7 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/2550/GB

Betreft: [klager] datum: 7 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.W. van Faassen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 september 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 2 mei 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring Zwolle. Op 12 juli 2007 is hij geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zou niet in aanmerking kunnen komen voor detentiefasering omdat hij is ingesloten voor een tweetal Terwee-zaken. Klager kan zich daar niet mee verenigen. Op 11 juni 2007 is omtrent klager een voorlichtingsrapport TR uitgebracht met daarin het
advies om klager naar een b.b.i. te sturen en hem verder te laten faseren. Vervolgens is er een goedkeuring voor het reïntegratieplan afgegeven met daarin vermeld de mogelijkheid van doorstroming naar een b.b.i. Aan klager is voorts ook mondeling
medegedeeld dat hij in aanmerking kon komen voor plaatsing in een b.b.i. Om die reden is bij klager het vertrouwen gewekt dat hij in zijn specifieke situatie mocht doorstromen. Klager is van mening dat hij niet de dupe mag worden van eventuele onjuiste
beslissingen en voorlichting.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is ingesloten voor een tweetal Terwee-zaken. Omdat er geen andere strafrechtelijke veroordelingen zijn, wordt enkel toepassing gegeven aan een dwangmiddel om te komen tot betaling van een opgelegde betalingsverplichting. In dergelijke gevallen
ligt het toekennen van vrijheden niet in de rede. Indien klager immers meer vrijheden zouden worden toegestaan, zou dit de betaling niet stimuleren. Klager komt daarom enkel in aanmerking voor plaatsing in een gesloten setting.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) (hierna: de Regeling) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden
die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, p. 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling. In beginsel voldoet klager, die
vervangende hechtenis ondergaat, aan het vereiste van artikel 3, lid 2 sub b, van de Regeling.

4.3. De selectiefunctionaris heeft – zo verstaat de beroepscommissie – in de beslissing van 19 september 2007 willen aangeven dat plaatsing in een meer open regime afbreuk doet aan de druk die klager moet ervaren om aan zijn betalingsverplichting te
voldoen. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
De omstandigheid dat bij klager – bij gelegenheid van het opstellen van de
TR-rapportage – mogelijk de verwachting is ontstaan dat hij in aanmerking zou kunnen komen voor plaatsing in een b.b.i., maakt dit oordeel – nu de uiteindelijke plaatsingsbeslissing een exclusieve bevoegdheid is van de selectiefunctionaris – niet
anders.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 december 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven