Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1741/GA, 13 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1741/GA

betreft: [klager] datum: 13 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 juni 2007 van de beklagcommissie bij Paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 september 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur in Demersluis en [...], afdelingshoofd aldaar.
Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk bericht niet ter zitting aanwezig te zijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens fysieke agressie jegens een medegedetineerde.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat het beroep gegrond verklaard dient te worden vanwege de uitzonderlijk lange behandelingsduur bij de beklagcommissie, namelijk 17 maanden. Het incident vond plaats op 10 februari 2006, de uitspraak
is van 22 juni 2007. Materieel is verder aangevoerd dat klager heeft verzocht geen recreatie gelijktijdig met een bepaalde medegedetineerde te hebben, teneinde escalatie te voorkomen. Hieraan is echter geen gehoor gegeven. Klager kan dus niets verweten
worden, nu hij aanvankelijk geprobeerd heeft het probleem rustig op te lossen.
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft tweemaal bij het personeel aangegeven dat er problemen zouden komen als hij en de betreffende medegedetineerde niet afzonderlijk van elkaar mogen recreëren. Klager was aan het telefoneren en had hiervoor een half uur de tijd gekregen. De
medegedetineerde wilde een deel van klagers tijd. Klager zag niet in waarom hij daaraan tegemoet zou moeten komen. Bovendien had de medegedetineerde al een half uur de gelegenheid gehad te bellen. Tijdens klagers moment begon hij te zeuren en te
provoceren. De medegedetineerde had een pen in zijn hand en wilde klager aanvallen en in de ogen prikken. Klager wilde zich verdedigen en heeft de medegedetineerde één klap gegeven. De medegedetineerde had ten gevolge van die klap een dikke kaak, maar
verder viel het mee. De medegedetineerde heeft aangifte gedaan en klager is gedagvaard bij de politierechter. Klager meent dat hij is bestraft omdat hij te vaak in beklag gaat.

Het afdelingshoofd heeft, namens de unit-directeur, aangevoerd dat het niet mogelijk is de recreatiegroepen te wisselen, omdat het om twee á drie personen per keer gaat en het in totaal zes gedetineerden betreft. De medegedetineerde communiceert
moeizaam. Klager heeft aangegeven maatregelen te treffen als hij geen andere recreatie zou krijgen. Klager heeft in het gedrag van de medegedetineerde een dreiging gezien hem aan te kunnen vallen. Er is niet waargenomen dat de medegedetineerde een pen
in zijn hand had. Klager telefoneerde onder een grote telefoonkap. Hij heeft recht op tien minuten, maar feitelijk had hij een half uur de tijd. Klager is bij voorbaat geprikkeld door eerdere provocaties van de medegedetineerde.

3. De beoordeling
Namens klager is in het beroepschrift geklaagd over de omstandigheid dat de beklagcommissie niet binnen de in artikel 67, eerste lid, Pbw voorgeschreven termijn heeft beslist op het beklag en dat hij niet is geïnformeerd over een verlenging van die
termijn. De klacht van klager is op dit punt volkomen terecht. De beroepscommissie overweegt dat de wet weliswaar termijnen voorschrijft waarbinnen de beklagcommissie op het beklag dient te hebben beslist, maar dat aan niet-nakoming van die termijn
geen
gevolgen worden verbonden.
Vast staat dat de medegedetineerde klager heeft geprovoceerd en klager heeft verzocht om de recreatiemomenten zodanig in te delen dat hij niet met de medegedetineerde gelijktijdig hoefde te recreëren. Aan het verzoek is, naar blijkt om logistieke
redenen, geen gehoor gegeven.
Uit het opgemaakte verslag omtrent de toedracht valt af te leiden dat de medegedetineerde klager op 10 februari 2006 bleef opzoeken en provoceren, mede in verband met onenigheid over de duur van klagers telefoongesprek. Niet is komen vast te staan dat
de medegedetineerde klager met een pen heeft aangevallen of dat daarvoor onmiddellijk dreigend gevaar bestond. Van een noodweersituatie is dan ook geen sprake geweest.
Desgevraagd heeft de raadsvrouw die klager bij de politierechter bijstond bij mailbericht van 2 oktober 2007 meegedeeld dat klager in verband met het onderhavige incident op 15 augustus 2006 ter zake van mishandeling is veroordeeld door de
politierechter te Amsterdam. Daarbij is volstaan met een schuldigverklaring zonder toepassing van straf of maatregel.
De beroepscommissie is van oordeel dat het gedrag van klager (fysieke agressie door middel van het geven van een klap jegens een medegedetineerde) van zodanige aard is dat het kan worden aangemerkt als een feit dat onverenigbaar is met de orde of de
veiligheid in de inrichting. De omstandigheden waaronder dit feit is begaan zijn echter zodanig dat er geen aanleiding is om te kiezen voor de onderhavige (maximale) disciplinaire straf. Gelet op de provocaties van de medegedetineerde en het niet
ingewilligde verzoek tot interventie door personeel acht de beroepscommissie een disciplinaire straf van zeven dagen strafcel gepast en geboden.
Het beroep wordt gegrond verklaard. Klager komt de na te noemen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep en het beklag gegrond en vernietigt de beslissing van de directeur. Zij bepaalt dat volstaan had moeten worden met een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr.dr. H.K. Fernandes Mendes en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 13 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven