Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2449/GA en 07/2476/GA, 6 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2449/GA en 07/2476/GA

betreft: [klager] datum: 6 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van het Pieter Baan Centrum (PBC) te Utrecht en [...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 september 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij het PBC,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 november 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord namens de directeur van het PBC [...], hoofd juridische zaken bij het PBC.

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als reden heeft klager opgegeven dat hij het niet eens was met ‘de weigering van het extra beveiligd vervoer inzake losse elastiekjes’. Klager heeft
schriftelijk zijn beroep nader toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de visitatie op 25 april 2007, waarbij een vrouwelijk personeelslid zicht had op de
visitatie;
b. een ordemaatregel van afzondering in de eigen verblijfsruimte op 25 april 2007 van 16.15 uur tot 21.25 uur;
c. een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel ingaande op 25 april 2007 van 21.25 uur tot 3 mei 2007, 18.00 uur;
d. de arbeid is niet doorgegaan en klager heeft hiervoor slechts een half uur extra luchten aangeboden gekregen;
e. klager heeft een gedeelte van de recreatie gemist, omdat hij een gesprek met een begeleider moest aangaan;
f. klager is op 25 april 2007 geen avondmaaltijd aangeboden;
g. het afsluiten van de stroom op 26 april 2007;
h. klager is op 27 april 2007 niet in de gelegenheid gesteld om de kerkdienst bij te wonen;
i. de visitatie op 1 mei 2007;
j. het openen van geprivilegieerde poststukken op 1 mei 2007;
k. de celinspectie op 1 mei 2007;
l. de vermissing van klagers eigendommen na overplaatsing naar Alphen aan den Rijn.

De beklagrechter heeft het beklag vermeld onder a. en b. gegrond verklaard en ten aanzien van a. een tegemoetkoming van € 50,= toegekend en terzake van b. een tegemoetkoming van € 20,= toegekend, voor wat betreft de onderdelen e., i. en l. is klager
niet-ontvankelijk in het beklag verklaard en het beklag is voor het overige ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven .

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
Klager is een afzonderingsmaatregel opgelegd. Volgens de standaardprocedure vindt er dan eerst visitatie plaats. Hij is in een afzonderingscel geplaatst en daar gevisiteerd door een mannelijke bewaarder in aanwezigheid van twee andere mannelijke
bewaarders. De deur van de afzonderingscel was dicht. Vrouwelijk personeel heeft geen zicht gehad op de visitatie. Nadat de visitatie had plaatsgevonden en klager zijn ondergoed weer aan had, had een groepsleidster wel de mogelijkheid om in de cel te
kijken. Daarbij moet vermeld worden dat klager op dat moment in een programma voor beschermde getuigen zat en om die reden permanent een zonnebril en een pruik droeg. De groepsleidster wilde zien hoe klager eruit zag zonder bril en pruik. Dat oogt
wellicht niet heel professioneel, maar de groepsleidster heeft geen zicht gehad op de visitatie. Inmiddels is klagers getuigenbeschermingsprogramma afgelopen.
Voor het overige wordt gepersisteerd bij het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Doelbewust zijn klagers rechten frequent en/of structureel geschonden.
Met betrekking tot onderdeel a:
Gelet op de vergaande inbreuk op klagers privacy, de opgelopen emotionele en/of psychische schade etc. is een tegemoetkoming van € 1.000,= passend.
Met betrekking tot onderdeel b:
De situatie is onnodig geëscaleerd. Verwezen wordt naar EHRM 11 december 2003, NJ 2005, 11. Gevangenispersoneel dient uit hoofde van de functie meer te kunnen verdragen dan privépersonen. Het optreden van het personeel is buitenproportioneel. Een
tegemoetkoming van € 750,= is passend.
Met betrekking tot onderdeel c:
Er had geen sanctie opgelegd mogen worden. Er is namelijk geen rapport aangezegd. Verwezen wordt naar 00/56/GA d.d. 14 juli 2000, 00/1449/GA d.d. 26 oktober 2000 en 99/345/GA d.d. 9 augustus 1999 en artikel 50 en 51 Pbw.
Met betrekking tot onderdeel d:
Het is in strijd met artikel 1 van de Grondwet om het uitvallen van de arbeid te compenseren met een half uur extra luchten. Een tegemoetkoming van € 250,= is passend.

Met betrekking tot onderdeel e:
Klagers recht op recreatie is geschonden zonder gefundeerde grond. Een tegemoetkoming van € 250,= is passend.
Met betrekking tot onderdeel f., h., j. en l.:
Gelet op verloren tijd en energie, opgelopen emotionele en/of psychische schade is een tegemoetkoming van respectievelijk € 250,= , € 1.250,= , € 1.250,= en € 750,= passend.
Met betrekking tot onderdeel g:
Uit jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat er geen wettelijke basis is om de stroom af te sluiten. Een tegemoetkoming van € 1.000,= is passend.
Met betrekking tot onderdeel i. en k.:
Verwezen wordt naar 04/1579/GA d.d. 29 september 2004, 03/960/GA d.d. 1 maart. 2004. Gelet op verloren tijd en energie, opgelopen emotionele en/of psychische schade etc. is een tegemoetkoming van tweemaal € 2.250,= passend.

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a. overweegt de beroepscommissie dat uit de toelichting namens de directeur ter zitting is gebleken dat klagers visitatie heeft plaatsgevonden zonder dat vrouwelijk personeel daarbij daadwerkelijk zicht had op de visitatie.
Derhalve kan niet worden gesteld dat de directeur niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 29, derde lid, Pbw en zal het beroep van de directeur op dit punt gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd en het beklag
alsnog ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel b. wordt overwogen dat uit artikel 24, eerste en vierde lid, Pbw en de Memorie van toelichting bij dit artikel volgt dat het zogenaamde bewaardersarrest bedoeld is voor die situaties waarin de directeur geen beslissing kan
nemen. In dit geval is telefonisch contact opgenomen met de directeur en is de beslissing tot oplegging van de betreffende ordemaatregel door de directeur zelf genomen en is er derhalve geen sprake van bewaardersarrest. Gebleken is dat klager zo
spoedig
als mogelijk door de directeur is gehoord. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur op dit punt gegrond verklaren, de beslissing van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

Met betrekking tot onderdeel i. overweegt de beroepscommissie dat het beklag betrekking heeft op de beslissing namens de directeur om klager op 1 mei 2007 een visitatie te laten ondergaan. Dit betreft een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste
lid, van de Pbw. Klager had mitsdien moeten worden ontvangen in zijn beklag. De uitspraak van de beklagrechter kan daarom in zoverre niet in stand blijven en klager moet alsnog ontvankelijk worden verklaard in dit onderdeel van het beklag.
Door klager zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie kunnen leiden dat deze beslissing in strijd is met de wet of als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beklag op dit punt ongegrond
verklaren.

Met betrekking tot onderdeel l. overweegt de beroepscommissie dat de beklagrechter klager niet-ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag heeft verklaard, omdat hij niet binnen de in artikel 61, vijfde lid, Pbw vermelde termijn beklag heeft
ingesteld.

De beroepscommissie overweegt dat door klager in beroep is aangegeven dat hij eerst middels een verzoekbriefje toestemming diende te vragen aan de badmeester om zijn eigendommen te zien en dat hij pas op een later tijdstip heeft geconstateerd dat hij
eigendommen miste. De beroepscommissie is van oordeel dat klager het beklag zo spoedig mogelijk heeft ingediend
als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd en zal klager alsnog ontvankelijk verklaren in dit onderdeel van het beklag. Door klager is niet aangegeven welke eigendommen hij mist. Derhalve kan ook niet worden vastgesteld dat het zoekraken van
klagers
eigendommen aan de directeur kan worden verweten.
De beroepscommissie zal dit punt van het beklag ongegrond verklaren.

Voor wat betreft de onderdelen c., d., e., f., g., h., j. en k. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen door klager is aangevoerd niet tot een ander oordeel kan leiden dan dat van de beklagrechter. Zij zal klagers beroep op deze punten ongegrond
verklaren en de uitspraak van de beklagrechter in zoverre bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep van de directeur met betrekking tot onderdeel a. en b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart. het beklag alsnog ongegrond.

Met betrekking tot onderdelen i. en l. vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter, verklaart. klager alsnog ontvankelijk in het beklag, maar verklaart. dit beklag ongegrond.

Met betrekking tot de onderdelen c., d., e., f., g., h., j. en k. verklaart. de beroepscommissie het beroep van klager ongegrond en bevestigt zij de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C. Kelk en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven