Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3157/SGA, 26 november 2007, schorsing
Uitspraakdatum:26-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3157/SGA

Betreft: [klager] datum: 26 november 2007

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in HvB/ISD De Grittenborgh te Hoogeveen.

Verzoeker vraagt - zo verstaat de voorzitter - om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissingen van de directeur van voormelde inrichting, inhoudende:
a. de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 2 november 2007 en eindigende op 16 november 2007,
b.dat genoemde beslissing ten uitvoer zal worden gelegd in de Landelijke Afzonderingsafdeling (l.a.a.) Nieuw Vosseveld te Vught en
c. de oplegging van een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan activiteiten, in die zin dat verzoeker voor de duur van vier weken, ingaande op 20 november 2007 en eindigende op 18 december 2007, wordt teruggeplaatst naar het basisregime ISD,
wegens het vertonen van agressie naar het personeel.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 23 november 2007. De secretaris van de beklagcommissie bij voormelde inrichting heeft op 26 november 2007 aangegeven het verzoek als klacht in te zullen
schrijven.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij gedurende vier weken zonder reden in de l.a.a. heeft doorgebracht en dat hij sinds 16 november 2007 weer terug is in de inrichting. Verzoeker is voor de duur van vier weken teruggeplaatst naar het basisregime ISD.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren. Verzoeker is in de l.a.a. geplaatst vanwege ernstige bedreiging van het personeel. Aan de tenuitvoerlegging van deze ordemaatregel is inmiddels een einde gekomen. Zijn
terugplaatsing naar het basisregime ISD voor de duur van vier weken wordt toegepast vanwege het feit dat er voor deelname aan het traject motivatie moet zijn om ook aan gedragsverandering te werken en ernstige bedreiging van personeel hoort hier niet
bij.

2. De beoordeling
Met betrekking tot de onderdelen a en b overweegt de voorzitter als volgt. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat deze opgelegde ordemaatregelen op 16 november 2007 afliepen.

Nu deze beslissingen niet meer ten uitvoer worden gelegd, zal het verzoek niet meer tot het door verzoeker beoogde resultaat kunnen leiden. Verzoeker heeft daarom geen belang meer bij een toewijzing van het verzoek zodat het verzoek moet worden
afgewezen.

Met betrekking tot onderdeel c overweegt de voorzitter als volgt.
Artikel 23 van de Pbw luidt – voorzover hier van belang –:
- 1. De directeur kan een gedetineerde uitsluiten van deelname aan een of meer activiteiten:
a. indien dit in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming noodzakelijk is;
b. indien dit ter bescherming van de betrokken gedetineerde noodzakelijk is;
(...)
– 2. De uitsluiting ingevolge het eerste lid, onder a of b, duurt ten hoogste twee weken. De directeur kan deze uitsluiting steeds voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak voor die
uitsluiting nog bestaat.
(...)

De bestreden ordemaatregel, die is opgelegd op grond van het bepaalde in artikel 23, eerste lid, onder a en b, van de Pbw, heeft – volgens de schriftelijke mededeling van die beslissing – een geldigheidsduur van vier weken. Dit betekent dat die
beslissing – voorzover deze duur de duur van veertien dagen te boven gaat – strijdig is met het bepaalde in artikel 23, tweede lid, van de Pbw. Het verzoek komt daarom – voorzover de duur van de ordemaatregel langer is dan veertien dagen – voor
toewijzing in aanmerking.

Ten aanzien van de eerste veertien dagen van de geldigheidsduur van de beslissing van de directeur stelt de voorzitter voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte
bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend – in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig
onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Het verzoek zal daarom in zoverre worden
afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek gedeeltelijk toe en schorst de onder c genoemde beslissing van de directeur, voorzover de tenuitvoerlegging van de bestreden ordemaatregel de veertien dagen te boven gaat.
De voorzitter wijst het verzoek voor het overige af.

Aldus gedaan door mr. J.W.P. Verheugt, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 26 november 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven