Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0130/GA, 29 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:29-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/130/GA

betreft: [klager] datum: 29 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de unit-directeur van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 12 januari 2007 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 mei 2007, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.G. Doornbos, en [...], unit-directeur bij de penitentiaire inrichtingen Veenhuizen.

De beroepscommissie heeft bij brief van 23 mei 2007 het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Rijswijk verzocht schriftelijk inlichtingen te verschaffen. Bij brief van 5 juli 2007 heeft het NFI aangegeven dat voor gegevens over de alcohol
ademtesters
contact moet worden opgenomen met het Nederlands Meet Instituut (NMI) te Dordrecht. Bij brief van 16 juli 2007 heeft de beroepscommissie het NMI om nadere informatie verzocht.
Bij brief van 16 augustus 2007 heeft het NMI een nadere reactie gegeven. Op 18 oktober 2007 is het deskundigenrapport van de apotheker-toxicoloog van het NFI uitgebracht. Afschrift van beide rapportages zijn aan klager, zijn raadsman en de
unit-directeur gezonden, waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk te reageren. Van deze mogelijkheid is door de raadsman en de unit-directeur gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, nadat bij klager, na terugkeer van weekendverlof, middels een blaastest een alcoholgehalte van 0,07 mg per liter uitgeademde lucht is vastgesteld.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft aangevoerd dat bij een laag promillage de betrouwbaarheid van de meetapparatuur te wensen overlaat. Klager heeft in eerste instantie verklaard in het weekend in het eten wijn te hebben gebruikt. Gelet hierop is de sanctie terecht
opgelegd.
Namens de unit-directeur van de locatie Bankenbosch heeft mevrouw Wanders de volgende toelichting gegeven.
De Dräger alcotest 6510 is een nieuw meetapparaat. Deze apparaten worden regelmatig geijkt. Ook indien er een zeer geringe waarde wordt gemeten, betekent dit dat er alcohol is gebruikt.
Uit de deskundigenrapportage kan geconcludeerd worden dat specifiek over het in deze inrichting in gebruik zijnde apparaat, de Alcotest 6510, niet kan worden medegedeeld wat de kans is dat er beïnvloeding van een andere stof heeft plaatsgevonden.
Verder
blijkt dat geen sprake is geweest van een uitslag die binnen het bereik van de maximaal toelaatbare fout valt. Er is sprake van een beduidend hogere uitslag.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft terecht overwogen dat niet gezegd kan worden dat elk op het display van het meetapparaat weergegeven resultaat (hoe minimaal ook) met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid duidt op voorafgaand alcoholgebruik van
diegene
die heeft geblazen. De uitkomst van de deskundigenrapportage is dat de Dräger alcotest 6510 een onvoldoende betrouwbaar apparaat is om een uitkomst van alcoholgebruik aan te geven. Er zijn ook geen ijkingsrapportages.
De straf is disproportioneel. Een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting op eigen cel zou redelijk en billijk zijn geweest. Een tegemoetkoming van € 50,= zou passend zijn.
Voorts geeft de unit-directeur in zijn beroepschrift aan dat klager toegegeven zou hebben alcohol te hebben gebruikt. Dit wordt betwist.
In het televisieprogramma ‘spuiten en slikken’ werd volgens klager aangegeven dat ook een waarde van 0,07 mg/l gemeten wordt als er helemaal geen alcohol is gebruikt.

3. De inhoud van de deskundigenrapportage
Aan het NFI is bij brief van 23 mei 2007 de volgende vraagstelling voorgelegd:
Is het mogelijk dat andere, misschien lichaamseigen, stoffen in een geval als dit wel een positieve score opleveren terwijl in feite helemaal geen sprake is (geweest) van alcoholgebruik? Is daarover of over de betrouwbaarheid van het gebruikte apparaat
bij zulke geringe (weergeven) promillages iets bekend in de literatuur of bij medewerkers van uw laboratorium die met dit apparaat ervaring hebben?

Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 18 oktober 2007, opgesteld door [...], apotheker-toxicoloog, vermeldt -zakelijk weergegeven- het volgende.

Ethanol is de chemische naam van de alcohol die in bier en wijn en dergelijke voorkomt.
In de brief van het NMI van 16 augustus 2007 wordt gesteld dat het gemeten promillage van 0,07 promille overeen komt met een ethanolgehalte (in adem) van 33 μg/l. Dit is niet juist. De omrekening van het NMI is hoogst waarschijnlijk gebaseerd op de
aanname dat de Alcotest 6510 een resultaat geeft dat is omgerekend van een ademconcentratie naar een concentratie in bloed en is uitgedrukt in promille. In de overwegingen van de uitspraak van de beklagcommissie van 12 januari 2007 staat dat een
resultaat op het display wordt weergegeven in mg/l. Derhalve wordt er van uitgegaan dat de gemeten concentratie van 0,07 is uitgedrukt in mg/l (niet in promille). Een concentratie in adem van 0,07 mg/l is gelijk aan 70 μg/l (= microgram per liter, dit
is in Nederland de gebruikelijke eenheid voor concentratie in adem).
Een concentratie van 70 μg/l is beduidend groter dan de maximaal toelaatbare fout in het meetresultaat (30 μg/l), zoals vermeld in de eisen, die door het NFI zijn opgesteld. De aangetroffen hoeveelheid is dus niet ‘bijna gelijk aan de maximale
toelaatbare fout’, zoals het NMI stelt.
Uit informatie, die uit de archieven van het NFI en via internet zijn verkregen blijkt het volgende.

1.
De meest bekende interfererende stof bij ademtesters is aceton. Personen met ontregelde suikerziekte, of ontregelde stofwisseling, zoals bij vasten, kunnen een zodanig hoge concentratie aceton in de adem hebben dat dit een uitslag geeft bij een
ademalcoholtester, terwijl er geen alcohol (ethanol) in de adem aanwezig is.

2.
Andere mogelijk interfererende stoffen zijn propanol (2-propanol en 1-propanol) en methanol. 2-propanol ontstaat in het lichaam uit aceton, maar de natuurlijke concentratie is te laag om een meetbare uitslag te genereren bij een ademalcoholtester.
1-propanol komt niet van nature in het lichaam voor.
Methanol komt voor in brandspiritus.

3.
De Alcotest 6510 werkt volgens het meetprincipe van een elektrochemische cel (brandstofcel= “fluel cell”). Deze cel is in principe zeer weinig gevoelig voor storing door aceton, maar niet volledig ongevoelig voor aceton.

4.
Uit een studie van Moore en Guillen uit 2004 blijkt dat ademtesters die volgens het brandstofcel principe werken, niet reageren op ademverfrissers.

5.
Over andere interfererende stoffen, of tabaksrook, zijn geen gegevens bekend.

6.
De gevoeligheid voor interfererende stoffen verschilt van apparaat tot apparaat, mogelijk ook bij apparaten die volgens hetzelfde meetprincipe werken (vanwege andere constructie en/of instellingen.

7.
De kans dat een resultaat van 70 μg/l op de Alcotest 6510 te wijten is aan een andere stof dan alcohol, is ons niet bekend; deze kans kunnen wij ook niet berekenen.

8.
Concluderend kan worden gesteld, dat in de meeste gevallen de Alcotest 6510 alleen alcohol zal detecteren, maar dat een beïnvloeding door andere stoffen niet kan worden uitgesloten. Het aangeven van een kans is niet mogelijk, omdat gegevens voor dit
specifieke apparaat ontbreken.

4. De beoordeling
Bij klager is na afname van een blaastest met de Alcotest 6510 een alcoholgehalte van 0,07 mg per liter uitgeademde lucht gemeten.
De beroepscommissie is, gelet op voormelde deskundigenrapportage, van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de concentratie van 70 μg/l, die beduidend groter is dan de maximaal toelaatbare fout in het meetresultaat, te wijten is aan een
andere stof dan ethanol. Bijzondere omstandigheden zoals een ontregelde suikerziekte zijn niet aangevoerd en ook niet aannemelijk geworden.
De directeur heeft daarom het gevonden resultaat als uitgangspunt mogen nemen voor het opleggen van een disciplinaire straf.

Bij de oplegging van een disciplinaire straf dienen echter steeds de feiten en omstandigheden van het individuele geval in acht te worden genomen. In dit geval moet de straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, gezien het gemeten alcoholgehalte
in
klagers adem, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
In dit geval had kunnen worden volstaan met een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een strafcel.
De beroepscommissie zal het beroep van de directeur dan ook in zoverre ongegrond verklaren.
Aan klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

5. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart. het beklag gegrond voor zover de opgelegde disciplinaire straf meer bedraagt dan twee dagen strafcel en verklaart. het beklag voor het overige ongegrond. Zij kent aan
klager een tegemoetkoming toe van € 20,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 29 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven