Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1986/TR, 27 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1986/TR

betreft: [klager] datum: 27 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.P. Hamer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 juli 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn huidige raadsman mr. T. de Bont om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar FPC de Rooyse Wissel (hierna: de Rooyse Wissel) en heeft daarbij aangegeven dat de Rooyse Wissel een overplaatsingsdatum zal plannen zodra klagers behandeling in het ziekenhuis is
afgerond.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 14 oktober 1982 van het gerechtshof te Den Haag veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Op 5 juli 1984 is hij geplaatst in de BIBA van de penitentiaire inrichting (p.i.)
Haaglanden. Op 11 januari 2000 heeft de Minister van Justitie (Minister) na advies van 12 juli 1999 van het toenmalige Dr. F.S. Meijers Instituut besloten klager over te plaatsen naar de Dr. S. van Mesdagkliniek (Van Mesdagkliniek).
Klager is feitelijk op 21 december 1999 in de Van Mesdagkliniek opgenomen. Op 26 juli 2005 heeft de Van Mesdagkliniek de Minister verzocht klager terug te plaatsen naar een p.i. omdat sprake is van een stabiele situatie en klager gelet op zijn status,
niet in aanmerking komt voor een longstayindicatie. Op 12 september 2005 heeft de selectiefunctionaris beslist klager over te plaatsen naar de BIBA van de p.i. Haaglanden, welke overplaatsing op 26 september 2005 heeft plaatsgevonden.
Op 10 november 2005 heeft klager beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van de Minister een beslissing te nemen op grond van art. 13 Wetboek van Strafrecht (WvSr) tot beëindiging van klagers plaatsing in de Van Mesdagkliniek. Op 29 mei 2006 heeft
de beroepscommissie dit beroep materieel gegrond verklaard op de grond dat de Minister ondanks herhaald rappel niet binnen de gegeven uiterste termijn de gevraagde stukken heeft toegezonden. Op 11 juli 2006 heeft de Minister opnieuw beslist tot
terugplaatsing naar een p.i. Bij uitspraak 06/1794/TR van 11 juni 2007 heeft de beroepscommissie het daartegen ingediende beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en een tegemoetkoming toegekend van € 600,= per maand vanaf 26
september 2005 tot de dag waarop klagers terugplaatsing in een tbs-inrichting is verwezenlijkt. De beroepscommissie heeft daarbij opgemerkt er van uit te gaan dat klager ten spoedigste wordt teruggeplaatst in een tbs-inrichting.
De Staatssecretaris heeft vervolgens op 24 juli 2007 beslist klager over te plaatsen naar de Rooyse Wissel en heeft daarbij aangegeven dat de Rooyse Wissel een overplaatsingsdatum zal plannen zodra klagers behandeling in het ziekenhuis is afgerond. Een
overplaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager wil graag op korte termijn worden overgeplaatst naar de Rooyse Wissel en kan zich dan ook niet verenigen met het door de Staatssecretaris daaraan verbonden uitstel totdat klagers behandeling in het ziekenhuis is afgerond. Daarmee wordt aan de
overplaatsing een voorwaarde gesteld, waarvan onzeker is of en in hoeverre daaraan voldaan kan worden, laat staan of deze op korte termijn zal plaatsvinden. Klager heeft een ernstige ziekte. Niet bekend is wanneer de behandeling in het ziekenhuis
definitief afgerond zal zijn of zou kunnen zijn. Klager moet thans nog een operatie ondergaan in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Een datum daarvoor is nog niet bekend. Daarna moet hij in het Bronovo Ziekenhuis te Den Haag drie
chemokuren,
met tussenpozen van telkens drie weken, ondergaan. Deze operatie en kuren kunnen even zo goed in een ziekenhuis nabij de Rooyse Wissel worden uitgevoerd. Klager kan ook vanuit de Rooyse Wissel naar elk ziekenhuis in Nederland worden vervoerd en heeft
geen enkel bezwaar tegen een langere reistijd, ook niet naar het Bronovo Ziekenhuis dan wel het LUMC als behandeling alleen daarin zou kunnen plaatsvinden omdat alleen deze ziekenhuizen voldoende bekend zouden zijn met de behandeling van gedetineerden
en daarmee samenhangende veiligheidsaspecten. Het bevreemdt dan ook dat de Staatssecretaris aangeeft dat het in klagers belang is dat hem een langere reistijd of een wisseling van ziekenhuis wordt bespaard als hij gedurende zijn medische behandeling
niet naar de Rooyse Wissel wordt overgeplaatst.
Op grond van de uitspraak 06/1794/TR van de beroepscommissie moet klager zo spoedig mogelijk in een tbs-inrichting worden geplaatst. In strijd daarmee en met de wet alsmede op grond van onjuiste informatie rondt de Staatssecretaris die overplaatsing
ten
onrechte niet met spoed af en maakt zij overplaatsing mogelijk zelfs illusoir. De behandeling zal aanzienlijke tijd in beslag nemen en een einddatum daarvan staat geenszins vast.
Klager wacht al vanaf september 2005 op terugplaatsing naar een tbs-inrichting. Elk verder uitstel is volstrekt onbillijk. Klager heeft zeer grote belangen bij een zo spoedig mogelijke opname in de Rooyse Wissel. Klager krijgt in de p.i. op geen enkele
wijze psychische zorg die hij wel nodig heeft ter consolidatie van de in de Van Mesdagkliniek bereikte resultaten alsmede voor het signaleren van een mogelijke nieuwe behandelinterventie in de toekomst. Verder moet klager in de p.i. Haaglanden zelf
telkens om verstrekking van de nodige medicatie vragen. Dit is vermoeiend en stressvol en bovendien loopt klager daarmee het risico dat medicatie op enig moment niet wordt verstrekt. In de Rooyse Wissel zal medicatieverstrekking naar alle
waarschijnlijkheid beter verlopen en zal daarop nauwlettender toezicht worden uitgeoefend.
Blijkens het voortgangsbericht van 6 mei 2004 van de Van Mesdagkliniek aan de Minister is het niet alleen in klagers belang dat hij in een tbs-setting verblijft, maar ook voor medegedetineerden en personeelsleden. De Staatssecretaris heeft dan ook niet
alleen klagers belangen, maar ook die van zijn omgeving onvoldoende meegewogen in de bestreden beslissing.
In de reactie op het beroep merkt de Staatsecretaris nog op dat klager nog altijd een vergoeding van € 600,= per maand ontvangt voor elke maand dat klager in een p.i. verblijft, maar dit mag geen enkele invloed hebben op de inhoudelijke beoordeling van
het onderhavige beroep, te meer waar het gaat om belangen die de directe integriteit, alsmede het lichamelijk en psychisch welzijn van klager raken.
Verzocht wordt de bestreden beslissing te vernietigen en te bepalen dat klager per direct dan wel op zo kort mogelijke termijn naar de Rooyse Wissel moet worden overgeplaatst, althans dat deze plaatsing niet afhankelijk kan worden gesteld van de
afronding van de medische behandeling.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Onderkend wordt dat klager op basis van de uitspraak 06/1794/TR van 11 juni 2007 van de beroepscommissie zo spoedig mogelijk dient te worden overgeplaatst naar een tbs-inrichting. Getracht is daaraan gevolg te geven door klager ten spoedigste te
selecteren voor plaatsing in de Rooyse Wissel. Via klagers raadsman is op 2 juli 2007 bekend geworden dat klager ernstig ziek is. Nadat duidelijk was geworden dat klager intensief zou moeten worden behandeld, heeft de Staatssecretaris besloten de
daadwerkelijke overplaatsing naar de Rooyse Wissel op te schorten totdat de (meest) intensieve behandelingen zouden zijn afgerond. Door klager gedurende zijn behandeling niet over te plaatsen wordt hem een lange(re) reistijd bespaard en hoeft hij niet
van ziekenhuis te wisselen, wat kan worden geacht in zijn belang te zijn. Een en ander is klager ook mondeling kenbaar gemaakt. De bestreden beslissing is dan ook volkomen gerechtvaardigd. Daarbij komt dat zowel met het LUMC als met het Bronovo
Ziekenhuis afspraken over klagers medische behandeling zijn gemaakt. Beide ziekenhuizen zijn bekend met de behandeling van gedetineerden en de daarmee samenhangende veiligheidsaspecten, wat zeker niet voor elk ziekenhuis geldt. De door klager
veronderstelde mogelijke overname van de behandeling door elk willekeurig ziekenhuis is daarmee geen gegeven. Uit telefonische inlichtingen van 25 oktober 2007 van een verpleegkundige van de BIBA te Den Haag is klager op die datum overgeplaatst naar
het
LUMC; klager wordt daar op 26 oktober 2007 geopereerd;als alles goed gaat, zal klager naar verwachting na twee dagen worden overgebracht naar het penitentiair ziekenhuis te Den Haag voor een revalidatie van ongeveer drie weken, waarna hij weer in de
BIBA zal worden geplaatst;bij voldoende herstel zal klager met tussenpozen van telkens een week drie chemokuren in het Bronovo ziekenhuis ondergaan; als alles voorspoedig verloopt zal de behandeling in totaal twaalf weken duren.
Voor herstel na de operatie in het LUMC is het penitentiair ziekenhuis het enige aangewezen ziekenhuis dat het gevangeniswezen zelf ter beschikking heeft voor een dergelijke situatie.
Indien klagers medische situatie na het ondergaan van de chemokuren zodanig is dat hij overgebracht kan worden naar de Rooyse Wissel, zal dit ook zo spoedig mogelijk geschieden.
Hetgeen klager heeft opgemerkt over de medicatieverstrekking in de p.i. Haaglanden kan in deze beroepsprocedure niet aan de orde zijn, omdat daarvoor de beklagprocedure gevolgd dient te worden.
Verzocht wordt het beroep gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond te verklaren. Daarbij wordt de beroepcommissie in overweging gegeven dat klager nog immer een vergoeding ontvangt van € 600,= per maand dat hij in een p.i.
verblijft,
terwijl er voor hem een plaats beschikbaar wordt gehouden in de Rooyse Wissel.

4. De beoordeling
Het beroep richt zich tegen de beslissing van de Staatssecretaris de daadwerkelijke overplaatsing van klager op te schorten totdat zijn medische behandeling is afgerond. Klager kan dan ook op grond van art. 69, eerste lid, aanhef en onder f, Bvt in
dit
beroep worden ontvangen.

De beroepscommissie gaat er van uit dat de Staatssecretaris heeft beoogd om met het opschorten van klagers overplaatsing naar de Rooyse Wissel rekening te houden met klagers lichamelijke gezondheidstoestand. Echter, de Staatssecretaris gaat uit van de
kennelijke veronderstelling dat overplaatsing hangende de medische behandeling niet in klagers belang is, maar onderbouwt dit niet met stukken. Niet is immers gebleken dat de Staatssecretaris zich daarover heeft laten voorlichten, over de te verwachten
duur van klagers medische behandeling, over de mate van belasting voor klager als hij vanuit de Rooyse Wissel in plaats vanuit de p.i. Haaglanden naar het Bronovo Ziekenhuis dan wel het LUMC wordt vervoerd voor het ondergaan van de voor hem
noodzakelijke medische behandeling en over over de (on)mogelijkheid van die behandeling in een ander ziekenhuis. Daartoe bestond naar het oordeel van de beroepscommissie in het kader van een zorgvuldige belangenafweging alle aanleiding in het licht van
haar voormelde uitspraak van 11 juni 2007, waarbij is overwogen dat de beroepscommissie er van uit gaat dat klager ten spoedigste wordt teruggeplaatst in een tbs-inrichting.

Klagers belang bij zo spoedig mogelijke overplaatsing naar de Rooyse Wissel weegt naar het oordeel van de beroepcommissie zwaarder dan een verondersteld, niet onderbouwd belang bij opschorting van die overplaatsing in afwachting van afronding van de
medische behandeling, die gezien de aard van klagers ziekte en de ongewisse duur van de behandeling niet in tijd valt vast te stellen.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klagers overplaatsing naar de Rooyse Wissel op te schorten in strijd met het recht nu daarmee geen uitvoering is gegeven aan de overweging van de beroepscommissie in haar uitspraak
06/1794/TR dat klager ten spoedigste in een tbs-inrichting wordt geplaatst. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal met toepassing van art. 69, vijfde lid jo art. 66, derde lid onder c, Bvt volstaan met vernietiging
van
de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij van uit dat de Staatssecretaris zo spoedig mogelijk uitvoering geeft aan de beslissing van 24 juli 2007 tot overplaatsing van klager naar de Rooyse Wissel.

Aangezien reeds bij uitspraak 06/1794/TR een tegemoetkoming is toegekend voor voortgezet verblijf van klager in een p.i., behoeft thans geen tegemoetkoming meer vastgesteld te worden.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. G.A.M. Mensing en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven