Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3053/GV, 27 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3053/GV

betreft: [klager] datum: 27 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.G.T. Klooken, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 oktober 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen, wat betreft de bevalling van zijn vrouw. Klager kan zich wel verenigen met de beslissing van de Minister hem incidenteel verlof te
verlenen voor een kraambezoek.
Klager heeft verzocht om aanwezig te mogen zijn bij de bevalling van zijn vrouw. De geboorte van het kind is uitgerekend op 20 november 2007. De afwijzing van het verzoek is niet gemotiveerd. De procedure tot ongewenstverklaring loopt nog. Het is
beslist niet zeker dat klager na afloop van zijn detentie in 2008, Nederland zal moeten verlaten. Het spreekt voor zich dat de begeleiders niet bij de bevalling aanwezig zijn. Desondanks is het wel mogelijk dat de begeleiders in een andere ruimte van
het ziekenhuis of anderszins kunnen verblijven. Klager benadrukt dat hij op geen enkele wijze de intentie heeft om zich aan de detentie te onttrekken. Hij wil enkel zijn echtgenote bij de bevalling steunen. Indien deze mogelijk er niet is, valt dit
alleen nadelig uit voor eiser en zijn echtgenote. De echtgenote acht de steun van klager bij de bevalling wel degelijk noodzakelijk. Klager heeft zich altijd gehouden aan de voorwaarden tijdens het algemeen verlof.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op grond van art. 4, aanhef en onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt klager niet in aanmerking voor het onbegeleid verlof. Om deze reden is besloten hem
onder begeleiding een kraambezoek toe te staan. Het is in de praktijk niet uitvoerbaar om gedetineerden te begeleiden tijdens de bevalling.

Op klagers verlofaanvraag heeft de directeur van de p.i. Grave negatief geadviseerd. De directeur heeft positief geadviseerd omtrent het afleggen van een kraambezoek, mits onder begeleiding en beveiliging.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 januari 2008.

Op grond van art. 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Incidenteel
verlof kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. Op grond van art. 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner van de gedetineerde en het pasgeboren kind.
Uit de stukken komt naar voren dat de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 1 november 2006 klager tot ongewenst vreemdeling heeft verklaard. Dit vormt op grond van art. 4, aanhef en onder l, van de Regeling grond een aanvraag voor verlof
te
weigeren. Desondanks heeft de Minister de aanvraag voor incidenteel verlof voor een kraambezoek toegewezen onder strikte voorwaarden en onder begeleiding. Door klager is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daarnaast zijn aanwezigheid tijdens de
bevalling van zijn echtgenote noodzakelijk is. Gelet op de eisen die de Minister kennelijk stelt aan de begeleiding van klager als ongewenst vreemdeling, acht de beroepscommissie het aannemelijk dat een begeleiding tijdens de bevalling praktisch
onuitvoerbaar is. De beslissing van de Minister kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 november2007

secretaris voorzitter

Naar boven