nummer: 07/1994/GV
betreft: [klager] datum: 26 november 2007
De beroepscommissie als bedoeld in art. 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.F.E. Sprenkels, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 juli 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is in Duitsland op 11 september 2006 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van drieëneenhalf jaar. Zijn maximale einddatum komt daarmee op 14 mei 2008. Hij is in het kader van de
WOTS
in afwachting van een mondelinge behandeling, waarbij de in Duitsland opgelegde straf zal worden omgezet naar een straf naar Nederlandse maatstaven. Een langere straf kan hij echter niet krijgen.
Namens klager is hieraan nog toegevoegd dat er strikt formeel nog geen einddatum is, aangezien klager in afwachting is van de WOTS procedure. Gelet op het mildere strafklimaat in Nederland bestaat de kans dat de straf bij omzetting zal worden
verminderd. Klager dient mitsdien voor algemeen verlof in aanmerking te komen.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is via de WOTS naar Nederland gekomen. Op dat moment moest zijn vonnis nog herzien worden. Daarmee is thans nog geen einddatum van de detentie bekend. Om die reden kan klager geen verlof worden toegekend. Zodra er een vonnis binnen is, kan
klager, binnen de gestelde criteria, een nieuwe verlofaanvraag indienen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag omdat er nog geen Nederlands vonnis aanwezig is.
3. De beoordeling
Klager ondergaat, na omzetting, thans een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens overtreding van de opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 mei 2008.
Ingevolge art. 14, eerste lid van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt een gedetineerde eerst voor algemeen verlof in aanmerking wanneer hij, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Onder b. is weergegeven
dat
het strafrestant nog ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. Niet in geschil is dat klager ten tijde van de bestreden beslissing in afwachting was van de WOTS-procedure, en de omzetting van de hem in Duitsland opgelegde
gevangenisstraf. Daarmee stond de einddatum niet vast en was een strafrestant niet te berekenen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.
Inmiddels is door de raadsman van klager telefonisch medegedeeld dat er uitspraak is gedaan, en thans sprake is van een onherroepelijke veroordeling. Uit ingewonnen inlichtingen van het b.s.d. is naar voren gekomen dat de v.i.-datum van klager is
vastgesteld op of omstreeks 2 mei 2008 en dat klager, gelet op het strafrestant, en indien aan de voorwaarden wordt voldaan, viermaal aanspraak kan maken op algemeen verlof.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 november 2007
secretaris voorzitter