Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1053/TA, 13 november 2007, beroep
Uitspraakdatum:13-11-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1053/TA

betreft: [klager] datum: 13 november 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 april 2007 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is [...], namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen
gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. De raadsman van klager, mr. J.C. de Goeij, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid voor aanvang van de
zitting het beroep van klager schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het verbod om in de Franse of Arabische taal met medepatiënten te communiceren, uitgezonderd in klagers eigen verblijfsruimte en tijdens onbegeleide telefoongesprekken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
De raadsman van klager heeft – zakelijk weergegeven – verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling van het beroep. Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De uitspraak van de
beklagcommissie is intrinsiek tegenstrijdig. Enerzijds wordt gesteld dat indien de toezichthoudende kliniekmedewerker van oordeel is dat de orde en veiligheid in de inrichting (waaronder de veiligheid van het personeel) meebrengt dat met het gebruik
van
de vreemde, voor hem niet gebruikelijke taal, wordt gestopt, hij bevoegd is een aanwijzing met die strekking te geven. Anderzijds wordt vastgesteld dat nu een algemene regel van het gebruik van vreemde talen binnen de inrichting ontbreekt, het vooraf
algemeen afkondigen van een verbod juist niet past bij de bevoegdheid als bedoeld in artikel 7, derde lid, Bvt. Toezichthoudende kliniekmedewerkers behoren in het geheel geen gesprekken af te luisteren. De beklagcommissie is ten onrechte niet ingegaan
op de gestelde niet gelegitimeerde inperking van de vrijheid van meningsuiting en daarmee tevens de schending van het antidiscriminatieverbod.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het gaat niet alleen om klager, maar om alle patiënten. Indien patiënten in een voor anderen niet verstaanbare taal met elkaar
praten, wordt hen gevraagd dat niet te doen. Het personeel en andere patiënten voelen zich onveilig indien patiënten in een voor hun niet verstaanbare taal met elkaar praten. Aan klager is geen maatregel of een straf opgelegd. Hem is enkel medegedeeld
niet meer in de Franse of Arabische taal te praten, of anders zal er hiervan melding worden gemaakt. Het hoofd van de inrichting neemt zich voor in de huisregels een bepaling op te nemen over het gebruik van voor anderen niet verstaanbare talen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klagers raadsman om de mondelinge behandeling van het beroep aan te houden af.

Op grond van artikel 7, derde lid, Bvt is het hoofd van de inrichting bevoegd aan verpleegden aanwijzingen te geven, voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de orde of de veiligheid in de inrichting of een ongestoord verloop van de verpleging.
De verpleegden zijn verplicht deze aanwijzingen op te volgen.
Aan klager is de aanwijzing gegeven in de gemeenschappelijke ruimten niet langer de Franse of Arabische taal te spreken.

Gelet op de verantwoordelijkheid van het hoofd van de inrichting voor de orde en veiligheid in de inrichting, acht de beroepscommissie het niet onredelijk en onbillijk indien in tbs-klinieken als uitgangspunt wordt genomen, dat in de gemeenschappelijke
ruimten uitsluitend verstaanbaar Nederlands wordt gesproken. In lijn hiermee is de aanwijzing van het hoofd van de inrichting aan klager om in de gemeenschappelijke ruimten niet langer de Franse of Arabische taal te spreken. De beroepscommissie acht
het
aannemelijk dat het spreken van klager in de Franse of Arabische taal een gevoel van onveiligheid voor het personeel en verpleegden teweeg kan brengen. Het personeel moet klager, die overigens ook Nederlands spreekt, kunnen volgen in de conversaties
die
hij in de gemeenschappelijke ruimten met medepatiënten voert. Door klager zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de beslissing van het hoofd van de inrichting desondanks als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Klager
heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij door de gegeven aanwijzing in zijn vrijheid van meningsuiting wordt beperkt. Van een schending van het discriminatieverbod is in deze evenmin sprake. Uit het verweer van het hoofd van de inrichting komt immers
naar
voren dat ook andere patiënten de aanwijzing wordt gegeven in het Nederlands te praten. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, dr. F. Koenraadt en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 13 november 2007

secretaris voorzitter

Naar boven